Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002263-09
Uitspraak d.d.: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 september 2009 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 07-600499-09 en 07-602265-09, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-610001-08, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 juni 2010 en 27 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 07-600499-09 onder 2 primair ten laste gelegde, bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 07-602265-09 ten laste gelegde, veroordeling ter zake tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), verdachte opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 juli 2008 onder parketnummer 07-610001-08. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.C. Milani, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 07-600499-09:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen benzine, in elk geval brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen benzine, in elk geval brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), de (tank)dop heeft losgedraaid en/of verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, één bromfiets (merk Tomos) en/of één voertuig (Quad) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets (merk Tomos) en/of dat voertuig (Quad) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 februari 2009 te [plaats], in elk geval in Nederland, één bromfiets (merk Tomos) en/of één voertuig (Quad) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets (merk Tomos) en/of dat voertuig (Quad) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Zaak met parketnummer 07-602265-09 (gevoegd):
hij op of omstreeks 23 maart 2009 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar, [verbalisant], brigadier van politie verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 07-600499-09 onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft - zakelijk weergegeven - ter terechtzitting aangevoerd dat sprake was van een onrechtmatige aanhouding omdat verdachte niet had mogen worden aangehouden nu geen sprake was van overtreding van de APV. De politieambtenaar functioneerde daarom niet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, zodat vrijspraak zal moeten volgen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
Voor de rechtmatige uitoefening van de bediening als bedoeld in artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht is - bij de aanhouding van een persoon - in ieder geval noodzakelijk dat ten aanzien van deze persoon een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit (in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering), terwijl tevens noodzakelijk is dat er, waar de verdenking geen feiten betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, sprake moet zijn van ontdekking op heterdaad.
Volgens vaste jurisprudentie is van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering ook sprake indien bij nader onderzoek mocht blijken dat iemand het feit, waarvan hij wordt verdacht, niet heeft begaan of dat feit niet een volgens de wet strafbaar feit oplevert.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 07-602265-09 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 07-602265-09 (gevoegd):
hij op 23 maart 2009 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar, [verbalisant], brigadier van politie verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het in de zaak met parketnummer 07-602265-09 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich op 23 maart 2009 schuldig gemaakt aan verzet tegen zijn aanhouding door een politiefunctionaris. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende politiefunctionaris en heeft het gezag van de politie ondermijnd.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2011. Daaruit is gebleken dat verdachte eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Het voorgaande in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 17 juli 2008, parketnummer 07-610001-08, opgelegde voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en omdat het hof de tenuitvoerlegging niet meer opportuun acht, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 07-600499-09 onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 07-602265-09 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 07-602265-09 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zwolle van 29 juli 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 17 juli 2008, parketnummer 07-610001-08, voorwaardelijk opgelegde plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 10 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.