ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7844

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001705-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep met aanpassing van de opgelegde straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 juni 2010. De verdachte, geboren in 1975 en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Flevoland, was samen met een mededader betrokken bij een poging tot doodslag op een slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat het gewelddadige optreden van de verdachte en zijn mededader zeer bedreigend was en heeft de ernstige gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte heeft een prominente rol gespeeld in het geweld, waarbij hij de woning van het slachtoffer binnendrong, wat leidde tot een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof oordeelt dat de poging tot doodslag een ernstig en weerzinwekkend feit is, waarvoor een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk is.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van vijf jaren vroeg, in overweging genomen. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelt dat deze niet recht doet aan de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor gewelds- en vermogensdelicten, wat zijn strafbaarheid verergerde. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een agressieprobleem en middelengebruik, maar oordeelt dat dit niet voldoende is om de straf te matigen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank voor het overige, met uitzondering van de opgelegde straf en de motivering daarvan.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem,
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001705-10
Uitspraak d.d.: 14 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 juni 2010 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met de parketnummers
07-660029-10, 07-601154-09, 07-601155-09 en 07-603197-09, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg, met dien verstande dat het hof aan de verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.C. Scherpenhuysen, is aangevoerd.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in de zaak met het parketnummer 07-660029-10 onder 2 en in de zaak met het parketnummer 07-601154-09 aan de verdachte ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en motivering
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich, samen met de mededader [mededader], schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, gericht tegen [slachtoffer 1]. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan (langdurig) psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat hiervan daadwerkelijk sprake is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] van 18 mei 2010.
De verdachte heeft door zijn bijdrage aan het delict een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en is medeverantwoordelijk voor hetgeen [slachtoffer 1] - blijkens diens schriftelijke slachtofferverklaring - heeft moeten ondergaan. Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder aan dat sprake is geweest van bruut geweld waarbij de verdachte gezamenlijk met zijn mededader de woning van [slachtoffer 1] binnen viel, waartegen [slachtoffer 1] volstrekt kans- en weerloos was. De verdachte heeft een prominent aandeel gehad in het tegen [slachtoffer 1] aangewende geweld.
Naar het oordeel van het hof is deze poging tot doodslag een ernstig en weerzinwekkend strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het leed dat het slachtoffer is aangedaan - slechts een vrijheidsbenemende reactie passend is.
Daarnaast heeft de verdachte drie autobanden van [slachtoffer 1] beschadigd, hetgeen voor [slachtoffer 1] hinder en schade heeft opgeleverd.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het plegen van schuldheling. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte bijgedragen aan het instandhouden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit.
Tenslotte heeft de verdachte - door zonder toestemming gebruik te maken van een bankpas van [slachtoffer 2] en de daarbij behorende pincode - gepoogd geld op te nemen en te stelen van die [slachtoffer 2]. De verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2011 reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van het plegen van diverse vermogensdelicten en geweldsdelicten en dat hij tevens eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van vernieling. Kennelijk hebben eerdere bestraffingen ter zake van die delicten de verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van de huidige delicten. Dit pleit niet in zijn voordeel.
Het hof heeft eveneens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft voorts gelet op het rapport van Tactus Verslavingszorg van 30 maart 2010, waaruit naar voren komt dat bij de verdachte sprake is van een ernstig agressieprobleem, welk probleem kennelijk in verband staat met het middelengebruik van de verdachte. Het recidiverisico wordt door Tactus ingeschat als hoog. Deze bevindingen lijken te worden onderschreven door de ontwikkeling in het plegen van delicten zoals die blijkt uit de hierboven genoemde justitiële documentatie van de verdachte.
De ernst van de bewezen verklaarde delicten, waarvan met name de ernst van het medeplegen van de poging tot doodslag, in combinatie met de hoge mate van recidive, maken dat hier naar het oordeel van het hof niet kan worden volstaan met de door de raadsvrouw bepleite oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van maximaal
24 maanden. Die straf zou onvoldoende recht doen aan deze strafzaak.
Anderzijds gaat het hof, anders dan de rechtbank kennelijk heeft gedaan, er van uit dat de verdachte in het medeplegen van de poging tot doodslag niet zozeer een leidende rol heeft gehad, maar veeleer een min of meer vergelijkbaar aandeel heeft gehad als de mededader [mededader].
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en noodzakelijk is.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof verdere strafmatiging aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het in de zaak met het parketnummer 07-660029-10 onder 2 en in de zaak met het parketnummer 07-601154-09 aan hem ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht ten aanzien van de op te leggen gevangenisstraf en de motivering van deze straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 14 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.