ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7581

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002942-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord en wederrechtelijke vrijheidsberoving met ernstige mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van poging tot moord en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 30 april 2010, toen de verdachte samen met een medeverdachte een plan opvatte om de zus van de medeverdachte, een 76-jarige vrouw, te overmeesteren en te doden. De verdachte en zijn medeverdachte drongen de woning van het slachtoffer binnen onder het voorwendsel dat de medeverdachte van het toilet gebruik wilde maken. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer met een mes bedreigd en meermalen met het heft van het mes op het hoofd geslagen, terwijl de medeverdachte het slachtoffer hielp door haar vast te binden en haar mond af te plakken. Ondanks hun poging om het slachtoffer bewusteloos te maken, is dit niet gelukt. De verdachte heeft uiteindelijk de woning verlaten, terwijl het slachtoffer ernstig gewond achterbleef. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, en dat hij zich bewust was van de intentie van zijn medeverdachte om het slachtoffer om het leven te brengen. De verdachte heeft een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd gekregen, waarbij het hof rekening heeft gehouden met zijn medewerking aan het onderzoek en het feit dat hij zich heeft teruggetrokken van het geweld, wat mogelijk erger heeft voorkomen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002942-10
Uitspraak d.d.: 9 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 februari 2011, 16 mei 2011 en 26 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het geen verdachte onder 1 primair en onder 2 is tenlastegelegd en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Voors, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [1933]) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] met een (vuist)hamer/moker en/of (het heft van) een mes (met kracht) op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of haar mond heeft/hebben afgeplakt en/of (daarna) een doek tegen haar mond en/of neus gedrukt heeft/hebben gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren [1933]), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal met een (vuist)hamer/moker en/of (het heft van) een mes (met kracht) op het hoofd te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [1933]) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] met een (vuist)hamer/moker en/of (het heft van) een mes (met kracht) op het hoofd heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [1933]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben)/ is (zijn) hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet:
- de woning van [slachtoffer] binnengegaan en/of
- [slachtoffer] (in haar woning) een mes getoond en/of
- [slachtoffer] (daardoor) gedwongen plaats te nemen in een stoel en/of
- [slachtoffer] vastgebonden met tape aan een stoel en/of
- de mond van [slachtoffer] afgeplakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair tenlastegelegde, aangezien het handelen van de verdachte niet gericht zou zijn geweest op levensberoving.
Vaststelling van de feitelijke gang van zaken
Het hof gaat bij de beoordeling van het bewijs voornamelijk uit van de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politieverhoren, aangezien diens verklaring in belangrijke mate steun vindt in delen van de aangifte en de concrete uitvoeringshandelingen. Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feitelijke gang van zaken vast:
Medeverdachte [medeverdachte] is geobsedeerd door de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader waarbij zijns inziens zijn zus [slachtoffer] ten koste van hem zou zijn bevoordeeld. [medeverdachte] heeft om die reden op woensdag 28 april 2010 contact opgenomen met verdachte en hem verzocht mee te gaan naar het huis van zijn zus om iets gedaan te krijgen met betrekking tot de erfenis.
[medeverdachte] heeft vervolgens samen met verdachte het plan opgevat om het slachtoffer te knevelen, bewusteloos te maken en uiteindelijk te doden. In dat kader heeft [medeverdachte] voor verdachte een plattegrond van de woning getekend. [medeverdachte] zou met de smoes dat hij van het toilet gebruik wilde maken zorgen dat ze binnenkwamen. Terwijl hij op het toilet zou zijn, zou verdachte het slachtoffer knevelen en bewusteloos maken. Ten slotte zou [medeverdachte] haar doden.
Op 30 april 2010 gaan [medeverdachte] en verdachte op weg om het plan uit te voeren. Zoals afgesproken komen ze binnen met het verhaal dat [medeverdachte] van het toilet gebruik wilde maken. Terwijl [medeverdachte] naar het toilet gaat, loopt verdachte met het slachtoffer naar de achterkamer. Vervolgens zet hij haar een mes op de keel en slaat haar daarna meermalen met het heft van het mes op het hoofd met als gevolg dat zij bloedende hoofdwonden oploopt. [medeverdachte] komt dan van het toilet en samen binden zij het slachtoffer met behulp van tape vast aan de armleuningen van haar stoel en plakken zij haar mond af.
Omdat het niet lukt om het slachtoffer bewusteloos te maken door haar herhaaldelijk met het heft van het mes op het hoofd te slaan, overlegt [medeverdachte] met verdachte in de gang over het vervolg van hun actie. Daarop besluit [medeverdachte] om een vuisthamer uit de auto te halen. Als hij met de hamer terug is in de woning, slaat [medeverdachte] in aanwezigheid van verdachte met de hamer meermalen op het hoofd van het slachtoffer dat intussen een arm los had gekregen en daarmee de slagen probeert af te weren.
Verdachte kan het dan niet meer aanzien en besluit naar buiten te gaan. Hij maant [medeverdachte] om mee te komen. [medeverdachte] blijft echter in de woning en probeert met een doek het slachtoffer te verstikken. Kort daarna komt verdachte weer naar de woning en maant [medeverdachte] opnieuw om mee te komen. Daarop vertrekken zij beiden en laten het slachtoffer gewond en aan een arm nog vastgebonden aan de stoel achter.
Het slachtoffer weet zich met behulp van een binnen haar bereik liggend schaartje uit de stoel te bevrijden. Ze is echter niet meer in staat de voordeur te openen. Uiteindelijk weet ze het alarmnummer te bellen. Bij het slachtoffer is op dat moment sprake van ernstig bloedverlies uit verschillende grote en diepe hoofdwonden, waarbij een deel van het beenvlies is komen los te liggen. De verwondingen zijn operatief hersteld met meer dan 80 hechtingen.
Opzet
De wijze waarop de beide verdachten gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan het plan geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking. De uitvoering van het plan is echter in het eerste stadium (knevelen en bewusteloos maken) blijven steken. Het slachtoffer is weliswaar gekneveld, maar verdachten zijn er niet in geslaagd haar bewusteloos te maken. Desondanks worden bovengenoemde (bewezen verklaarde) geweldshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm geacht te zijn gericht op de dood van het slachtoffer, nu deze naar hun aard geschikt zijn om de dood te bewerkstelligen. Het onder de genoemde omstandigheden slaan met een vuisthamer en met het heft van een mes op het hoofd van een bejaarde vrouw kan immers - naar algemene ervaringsregels - leiden tot de dood van het slachtoffer. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het slaan tot (zeer) hevige pijn bij het slachtoffer leidde, hetgeen een aanwijzing is dat met enige kracht is geslagen. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat het geconfronteerd worden met een gewelddadige overval in de eigen woning, zeker bij een slachtoffer op leeftijd, hevige emoties oproept, die tot de dood kunnen leiden. Door zo te handelen wordt bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dood als gevolg van dat handelen zal intreden. Daaraan doet niet af dat verdachte zijn bijdrage aan de uitvoering van het plan nadrukkelijk heeft willen beperken tot het knevelen en bewusteloos maken van het slachtoffer. Hij kende immers de bedoeling van zijn medeverdachte en heeft er desondanks in toegestemd zijn aandeel te leveren aan de verwezenlijking daarvan. Voor het bewijs van opzet van de verdachte is niet vereist dat hij expliciet heeft ingestemd met de precieze gedragingen van zijn mededader.
Voorbedachte raad
Uit voormelde feitelijke gang van zaken volgt dat verdachte van meet af wist van de intentie van zijn mededader om het slachtoffer om het leven te brengen. Hij heeft voorafgaand aan en tijdens de autorit naar de woning van het slachtoffer, maar ook gedurende de potentieel dodelijke mishandeling van het slachtoffer voldoende gelegenheid gehad om over de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1 primair:
hij op 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [1933]) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, die [slachtoffer] met een (vuist) hamer/moker en het heft van een mes (met kracht) op het hoofd heeft geslagen en haar mond heeft afgeplakt en daarna een doek tegen haar mond en neus gedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op 30 april 2010 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [1933]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers hebben/zijn hij verdachte en zijn mededader met dat opzet:
- de woning van [slachtoffer] binnengegaan en
- [slachtoffer] in haar woning een mes getoond en
- [slachtoffer] daardoor gedwongen plaats te nemen in een stoel en
- [slachtoffer] vastgebonden met tape aan een stoel en
- de mond van [slachtoffer] afgeplakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 een beroep gedaan op vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Voor het aannemen van vrijwillige terugtred is vereist dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Of gedragingen van de dader toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Uit de bewezenverklaring volgt dat het hof van oordeel is dat hier sprake is geweest van een dergelijke voltooide poging.
Verdachte heeft met zijn medeverdachte een bejaarde vrouw ernstig mishandeld. Enkel uit angst voor de gevolgen van zijn daad heeft verdachte besloten om zich terug te trekken. Hij heeft daarbij zijn medeverdachte enige tijd alleen gelaten met het - mede door zijn toedoen - gewonde en weerloze slachtoffer, wetende dat de medeverdachte van plan was het slachtoffer om het leven te brengen. Uiteindelijk is de medeverdachte er niet in geslaagd het slachtoffer te doden en zijn de beide mannen vertrokken, terwijl zij het slachtoffer met hevig bloedende hoofdwonden en vastgebonden aan een stoel hebben achtergelaten.
Het weglopen van verdachte, nadat het slachtoffer mede door hem was toegetakeld op een manier zoals hiervoor is omschreven, namelijk hevig bloedend en verzwakt door het bloedverlies, is geen zodanig optreden dat naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg, te weten de dood van het slachtoffer, te beletten. Het verweer faalt derhalve.
het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de op dat moment 76-jarige zus van zijn medeverdachte. Verdachte heeft enkel met het oog op geldelijk gewin zich over laten halen om een bijdrage te leven aan het door zijn medeverdachte voorgenomen gruwelijke misdrijf en is met zijn medeverdachte op laffe wijze de woning van het slachtoffer binnengedrongen om haar vervolgens te overmeesteren en ernstig te mishandelen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zoals de rechtbank heeft opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, in beginsel passend en geboden. Het hof zal echter ten voordele van verdachte meewegen dat hij heeft meegewerkt aan het onderzoek door direct openheid van zaken te geven over het gebeurde en dat hij door zich terug te trekken van het geweld waarschijnlijk erger heeft voorkomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 282 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter, griffier,
en op 9 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken,
zijnde mr. Rietveld voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.