ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7309

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002833-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het opzettelijk uitgeven van vervalst geld en beslissing over in beslag genomen voorwerpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk uitgeven van vervalst geld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen het onder 1 ten laste gelegde. Voor het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft het hof de verdachte vrijgesproken. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om vervalst geld uit te geven. De verdachte had op 3 januari 2009 in een discotheek een vals bankbiljet van 50 euro uitgegeven, maar het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat het biljet vervalst was. De barvrouw die het biljet aannam, had het ook niet als vals herkend. Het hof heeft ook de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en besloten dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf werd afgewezen. De in beslag genomen valse bankbiljetten werden onttrokken aan het verkeer, terwijl de verdachte de in beslag genomen legale bankbiljetten terugkreeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor opzet in strafzaken en de zorgvuldigheid bij het beoordelen van de ontvankelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummers: 24-002833-09 en 07-607123-07 (tul)
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 oktober 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-607123-07, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte in beslag genomen verdovende middelen en het valse geld en teruggave van het niet-valse geld. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof tenuitvoerlegging zal gelasten van het voorwaardelijk gedeelte van de eerder opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. F.N. Dijkers, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan hoger beroep onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 3 januari 2009 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) bankbiljet(ten) van 50 euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, heeft uitgegeven (in discotheek [naam]) en/of met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 3 januari 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van 50 euro heeft uitgegeven (in discotheek [naam]).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte het valse biljet van 50 Euro niet opzettelijk heeft uitgegeven, omdat hij niet wist dat het biljet was vervalst. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Verdachte is enkele dagen voor de uitgave van het valse biljet van 50 Euro op 3 januari 2009, aangehouden voor het bezit van vals geld, waarbij bij verdachte destijds valse biljetten van 50 Euro zijn aangetroffen. Deze enkele omstandigheid dat bij verdachte eerder vals geld is aangetroffen, maakt - anders dan door de advocaat-generaal ter terechtzitting is betoogd - nog niet dat er sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de uitgifte van vervalst geld. Daarvoor dienen aanvullende feiten en omstandigheden aanwezig te zijn die voornoemde omstandigheid ondersteunen.
Nu echter niet is gebleken dat het door verdachte op 3 januari 2009 uitgegeven biljet van 50 Euro tot dezelfde partij behoorde als de eerder bij verdachte aangetroffen hoeveelheid vals geld en evenmin is gebleken dat het bankbiljet van 50 Euro dusdanig was vervalst dat het bij eerste aanblik als vals te herkennen was - waarbij het opmerking verdient dat de barvrouw die het biljet van verdachte aannam het in eerste instantie ook niet als vals heeft herkend - zijn er verder geen feiten of omstandigheden die ondersteunen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op uitgifte van het vervalste bankbiljet. Derhalve slaagt het verweer van de raadsman van verdachte en zal verdachte - omdat het opzet deel uitmaakt van de delictsomschrijving - tevens worden vrijgesproken het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Onttrekking aan het verkeer
Alhoewel verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde uitgeven van valse bankbiljetten, stelt het hof niettemin vast dat een strafbaar feit is begaan. Immers, uit het dossier kan blijken dat aan het bankbiljet dat verdachte heeft uitgegeven een aantal echtheidskenmerken ontbraken en derhalve als vals kan worden aangemerkt. Het vervalsen van bankbiljetten is strafbaar op grond van artikel 208 Wetboek van Strafrecht. De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven hoeveelheid valse eurobiljetten zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte werd verdacht, aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als de feiten waarvan verdachte werd verdacht. Derhalve zullen deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
Teruggave
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen geldhoeveelheid, omschreven als 17 bankbiljetten van 10 Euro en 24 bankbiljetten van 20 Euro, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Zwolle-Lelystad van 28 september 2007, parketnummer 07-607123-07, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan hoger beroep onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
In beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Vals Geld, Vals biljet van 50 EURO;
- 5.00 STK Vals Geld, 5 valse 50 EURO biljetten;
- 1.00 STK Vals Geld; Vals biljet van 50 EURO;
- 2.00 STK Vals Geld, 2 briefjes van 50 EURO.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Geld Euro, 17 bankbiljetten van 10 EURO;
- Geld Euro, 24 bankbiljetten van 20 EURO.
Tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zwolle van 12 augustus 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 28 september 2007, parketnummer 07-607123-07, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 7 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.W.J. Sekeris is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.