Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002651-10
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 november 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Pater, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (heren)fiets (mountainbike), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Beslissing op gevoerd verweer
Door de raadsvrouw van verdachte is ter zitting van het hof aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat bij hem het ten laste gelegde oogmerk om zich de fiets toe te eigenen ontbreekt.
Het hof verwerpt dit verweer. Door het goed uit een op een erf staande - openstaande - schuur weg te nemen en daarmee weg te lopen heeft verdachte handelingen gepleegd die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm diefstal opleveren. Verdachte heeft als heer en meester over andermans fiets beschikt, uit welk gedrag zijn oogmerk op toe-eigening is gebleken. De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van het hof, inhoudende dat hij de fiets slechts tijdelijk wilde lenen, maakt dit niet anders. Overigens acht het hof deze verklaring ongeloofwaardig, mede gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer]. Deze [slachtoffer] heeft gezien dat verdachte, toen hij met de fiets aan de hand uit de schuur kwam, een aantal keren zenuwachtig om zich heen keek voordat hij met de fiets wegliep en dat hij, toen hij verdachte had ingehaald en de fiets van hem had afgepakt, zag dat verdachte direct wegrende en zich verstopte in een bosje.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 augustus 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (mountainbike), toebehorende aan een ander dan aan verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 29 augustus 2010 een fiets gestolen. Door het plegen van dit feit heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2011 blijkt, dat verdachte - in Nederland - niet eerder is veroordeeld.
Op grond van enerzijds het vorenstaande, in samenhang beschouwd, en anderzijds het beeld dat het hof omtrent de persoon van verdachte heeft verkregen, zoals dat naar voren is gekomen uit hetgeen daaromtrent door en namens verdachte ter zitting van het hof is verklaard dan wel aangevoerd, is het hof van oordeel, dat in dit geval een passende bestraffing gevonden kan worden in het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Het hof beoogt met de voorwaardelijke strafoplegging mede te bereiken dat verdachte niet wederom een (soortgelijk) strafbaar feit zal plegen.
De raadsvrouw heeft verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, omdat verdachte door deze strafzaak in vreemdelingenbewaring is gesteld en deze bewaring reeds 9 maanden duurt, zodat verdachte genoeg is gestraft. Vreemdelingenbewaring is echter geen strafrechtelijke sanctie. Verdachte is feitelijk wel geruime tijd van zijn vrijheid beroofd. Daarmee is in zoverre rekening gehouden dat in deze zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd in plaats van een onvoorwaardelijke. Het hof acht het bewezen verklaarde feit te ernstig om dit af te doen met een schuldigverklaring zonder toepassing van straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door mr. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. Koolschijn en
mr. Slijper-Kuijper, raadsheren, in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 7 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Slijper-Kuijper is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.