ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7272

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001742-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valse aangifte en poging tot oplichting na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van valse aangifte en poging tot oplichting. De tenlastelegging betrof twee feiten: ten eerste, dat de verdachte op 25 mei 2008 in de gemeente een valse aangifte had gedaan van een woninginbraak, en ten tweede, dat zij op 28 mei 2008 een valse schadeclaim had ingediend bij haar verzekeringsmaatschappij. Het hof heeft vastgesteld dat het schadeonderzoek, uitgevoerd in opdracht van de verzekeraar, geen objectieve beoordeling van de feiten opleverde. Er was onvoldoende aanvullend onderzoek door de politie gedaan, waardoor er geen wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en het hof oordeelde dat de aangetroffen sporen niet konden worden gelinkt aan een inbraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001742-10
Uitspraak d.d.: 7 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. F.N Dijkers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 25 mei 2008 in de gemeente [gemeente] aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], agent van regiopolitie Flevoland opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van een in de gemeente [gemeente] gepleegde woninginbraak te weten diefstal -al dan niet door middel van braak/verbreking- van een woning perceel [adres] in de gemeente [gemeente];
feit 2:
zij op of omstreeks 28 mei 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [verzekeringsmaatschappij] te bewegen tot de afgifte van 25.109 Euro (zegge vijfentwintigduizend honderdennegen euro), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij die verzekeringsmaatschappij een door haar persoonlijk opgemaakt en ondertekend schadeaangifte-formulier heeft ingediend met betrekking tot een claim op een polis bij die verzekeringsmaatschappij afgesloten, in verband met schade als gevolg van een woninginbraak, terwijl deze woninginbraak niet is gepleegd en/of door haar zelf is geënsceneerd en/of heeft laten ensceneren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het opsporingsonderzoek ter zake van beide ten laste gelegde feiten is gefundeerd op een schadeonderzoek, uitgevoerd door een gespecialiseerd schadeonderzoeker in opdracht van de schadeverzekering van verdachte. Naar het oordeel van het hof levert het rapport van deze schadeonderzoeker geen objectieve beoordeling van de ten laste gelegde feiten op. In dit rapport wordt voornamelijk gerelateerd omtrent als verdacht aan te merken bijkomstige omstandigheden. Voor zover dat al is voorzien van onderbouwende gegevens is een rechtstreeks verband met hetgeen verdachte wordt verweten, niet te leggen. Weliswaar wordt in het rapport geconcludeerd dat de bij de woning aangetroffen sporen van dien aard zijn dat deze nooit tot een geforceerde toegang van de woning zouden kunnen leiden, doch evenzeer blijkt uit het rapport dat de technische recherche desgevraagd heeft verklaard niet geheel uit te kunnen sluiten dat de woning betreden was via een op kierstand openstaand en geblokkeerd raam. Dat, anders dan uit de aangifte van verdachte volgt, geen inbraak in haar woning heeft plaatsgevonden omdat uit de aangetroffen situatie ter plaatse is gebleken dat een inbraak onmogelijk was, kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld. Nu er voorts geen aanvullend onderzoek is gedaan door de politie en verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent, bestaat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van beide feiten. Derhalve dient verdachte van beide ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. P.W.J. Sekeris, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 7 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.W.J. Sekeris is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.