Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000005-08
Uitspraak d.d.: 6 juni 2011
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 december 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 dagen, subsidiair 30 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met als bijzonder voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd op generlei wijze contact zal hebben met [benadeelde], anders dan door tussenkomst van een advocaat in verband met familierechtelijke aangelegenheden. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 5 juli 2007 in de gemeente [gemeente 1] en/of de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen daar (zeer) vele malen, althans meermalen,
- SMS-berichten - bevattende onder meer bedreigende teksten - naar het toestel van die [benadeelde] gezonden, en/of
- telefonisch contact gezocht met die [benadeelde], en/of
- diverse (bedreigende) brieven en/of kaarten gestuurd aan die [benadeelde] en/of
- door de straat waarin die [benadeelde] woont gereden en/of
- de school van de dochter van die [benadeelde] bezocht en/of
- de band(en) van de auto van die [benadeelde] lekgestoken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft gedurende een lange periode stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde]. Verdachte heeft daartoe meermalen (bedreigende) sms-berichten naar het telefoontoestel van [benadeelde] gestuurd en hij heeft haar meermalen (bedreigende) brieven en kaarten gestuurd. Tevens blijkt uit de stukken dat verdachte tweemaal door de straat van [benadeelde] is gereden. Hoewel verdachte slechts tweemaal bij haar door de straat is gereden is het hof van oordeel dat - gezien de indringendheid, de duur en de frequentie, alsmede de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder de gedragingen van verdachte hebben plaatsgevonden - ook het tweemaal door de straat rijden bij [benadeelde] onderdeel uitmaakt van de belaging. Zeker nu verdachte heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan om te kijken waar [benadeelde] woonde.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 5 juli 2007 in de gemeente [gemeente 1] en/of de gemeente [gemeente 2], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], met het oogmerk die [benadeelde], te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen daar meermalen
- SMS-berichten - bevattende onder meer bedreigende teksten - naar het toestel van die [benadeelde] gezonden, en
- diverse (bedreigende) brieven en/of kaarten gestuurd aan die [benadeelde] en
- door de straat waarin die [benadeelde] woont gereden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 5 juli 2007 schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-echtgenote, [benadeelde]. Hij heeft haar stelselmatig en op verschillende manieren lastig gevallen, onder meer door het herhaaldelijk sturen van (dreigende) sms-berichten. Verdachte heeft middels zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde], zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde] van 25 november 2007.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 4 april 2011 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Gezien de ernst van het feit acht het hof de door de politierechter opgelegde - en de door de advocaat-generaal gevorderde - voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen.
Gezien het feit dat de onderhavige zaak dateert van 2007 en uit het hiervoor genoemde uittreksel blijkt dat verdachte nadien niet weer voor strafbare feiten is veroordeeld en er zich ook geen nieuwe relevante mutaties in dossier bevinden gaat het hof ervan uit dat verdachte inmiddels is opgehouden met het lastigvallen van [benadeelde].
Het hof zal daarom geen - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - contactverbod koppelen aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 2.040,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte zal, als de in het ongelijke gestelde partij, in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil, worden veroordeeld.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.040,00 (tweeduizend veertig euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van EUR 2.040,00 (tweeduizend veertig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. S. Zwerwer en mr. F. Vellinga-Schootstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 6 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Vellinga-Schootstra, voornoemd, is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.