Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-003249-09
Uitspraak d.d.: 6 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 december 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie,
thans verblijvende in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 juni 2010 en 23 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2009 en 26 november 2009 in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest, en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 08 juni 2009 in de gemeente gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], één of meermalen, althans eenmaal in het gezicht, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of met een mes in de hand heeft gestoken en/of (nadat zij uit het raam en/of van de dakgoot naar beneden was gesprongen) buiten de woning aan de haren over de grond heeft gesleept, althans aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 08 juni 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht en/of gericht gehouden naar die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2008 tot 07 juni 2009 in de gemeente [gemeente] meermalen opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], in het gezicht, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de haren getrokken en/of met een stok op de arm heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 4:
hij op of omstreeks 22 april 2009 in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Kom maar hier, kom maar hier dan steek ik je neer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) opzettelijk dreigend met een mes, althans een (scherp) voorwerp, stekende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "Kom maar dichterbij dan steek ik je.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 5:
hij op of omstreeks 19 februari 2009 in gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoontoestel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], de bedrijfsleider van de [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte zijn rechterhand schuin in zijn jas stak in de richting van zijn broeksband en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft geroepen of gezegd: "Ik heb een pistool, moet ik je neer schieten".
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen - voor zover tot het bewijs gebezigd - te twijfelen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 08 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer 1], in het gezicht heeft geslagen en gestompt en met een mes in de hand heeft gestoken en nadat zij uit het raam was geklommen en van de dakgoot naar beneden was gesprongen buiten de woning aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op 08 juni 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht en gericht gehouden naar die [slachtoffer 1] en deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord jou";
feit 3:
hij op tijdstippen in de periode van 01 december 2008 tot 07 juni 2009 in de gemeente [gemeente] meermalen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], in het gezicht heeft geslagen en gestompt en aan de haren getrokken en met een stok op de arm heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
feit 4:
hij op 22 april 2009 in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar hier, kom maar hier dan steek ik je neer." althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens opzettelijk dreigend met een mes stekende bewegingen gemaakt naar en in de richting van die [slachtoffer 2] en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Kom maar dichterbij dan steek ik je.";
feit 5:
hij op 19 februari 2009 in gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoontoestel, toebehorende aan de [bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], de bedrijfsleider van de [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte zijn rechterhand schuin in zijn jas stak in de richting van zijn broeksband en tegen die [slachtoffer 3] heeft geroepen of gezegd: "Ik heb een pistool, moet ik je neerschieten".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Het onder 2 en 4 bewezenverklaarde levert op, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar aanleiding van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten is omtrent verdachte zowel door drs. [deskundige 1], gz-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, als drs. [deskundige 2], forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige, op 31 augustus 2009 een Pro Justitia rapportage uitgebracht. Daarnaast is - op verzoek van de verdediging in hoger beroep - op 1 maart 2011 opnieuw een Pro Justitia rapportage uitgebracht. Daarin zijn alle ten laste gelegde feiten betrokken.
[deskundige 3], psychiater, en [deskundige 4], gz-psycholoog, hebben verdachte, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team van het PBC, onderzocht en op 1 maart 2011 een Pro Justitia rapportage opgemaakt. Deze rapportage bevat - zakelijk weergegeven - als conclusie dat bij verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis en van verslavingsproblematiek in de vorm van afhankelijkheid van verschillende middelen die is ingebed in en verweven met de persoonlijkheidsstoornis. De verslaving betreft het gebruik van alcohol, heroïne, methadon, cannabis en benzodiazepinen. Aan de gemengde persoonlijkheidsstoornis zijn antisociale, narcistische, borderline en theatrale aspecten te onderkennen. Zowel de verslavingsproblematiek als de persoonlijkheidsstoornis zijn chronische processen. Ook in de periode van de ten laste gelegde feiten zijn deze aanwezig. Op de ten laste gelegde diefstal (feit 5) na, wordt het gedrag van verdachte bij de overige ten laste gelegde feiten zodanig door de beschreven problematiek beïnvloed dat er sprake is van (enige) vermindering van de toerekeningsvatbaarheid. Voor de ten laste gelegde diefstal (feit 5) wordt geadviseerd om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. Het onderzoekend team van het PBC ziet geen redenen om te veronderstellen dat andere dan opportunistische en antisociale factoren aan het gedrag van verdachte ten grondslag hebben gelegen.
Bij feit 4 wordt geadviseerd om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Bij de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde mishandelingen en bedreigingen zien de onderzoekers een identieke dynamiek. De kenmerken van verdachtes persoonlijkheidsstoornis voeden en versterken zijn gevoelens van vernedering, waarbij verdachte zich onmachtig en onbegrepen voelt. Van zijn persoonlijkheidsstoornis worden vooral de narcistische elementen (krenkbaarheid, dominantie en de gebrekkige empathie) aangesproken. Bovendien wordt zijn gedrag in belangrijke mate gestuurd door antisociale kenmerken (vooral prikkelbaarheid en gebrekkige gewetensfuncties). Het gebruik van alcohol heeft de dynamiek nog eens versterkt. Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzittingen is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim een half jaar schuldig gemaakt aan meerdere agressie- en geweldsdelicten. In de periode van 1 december 2008 tot 7 juni 2009 heeft verdachte zijn (toenmalige) vriendin, [slachtoffer 1], stelselmatig mishandeld, bestaande uit het slaan/stompen in het gezicht, het aan de haren trekken en met een stok op de arm slaan. Ook op 8 juni 2009 heeft verdachte die [slachtoffer 1], op dat moment zijn echtgenote, mishandeld. Hij heeft haar in zijn woning geslagen/gestompt en met een mes in de hand gestoken. Toen [slachtoffer 1] vluchtte is verdachte haar achterna gekomen en heeft hij haar aan de haren over de grond gesleept. Hij heeft hierbij gedreigd haar te vermoorden. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en heeft haar pijn en letsel toegebracht. Ook heeft verdachtes gedrag gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer 1] teweeggebracht.
Verder heeft verdachte op 22 april 2009 in de achtertuin van zijn woning zijn voormalige buurman [slachtoffer 2] bedreigd, waarbij hij stekende bewegingen met een mes heeft gemaakt.
Tot slot heeft verdachte zich op 19 februari 2009 schuldig gemaakt aan een diefstal in de [bedrijf], waarbij hij een telefoontoestel heeft gestolen en de bedrijfsleider [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de woorden dat hij een pistool had en dat hij hem zou neerschieten.
Door zijn handelen heeft verdachte bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Het hof houdt bij de strafoplegging - in negatieve zin - rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2011, een 31 pagina's tellend
stuk, waaruit blijkt dat verdachte vele malen wegens soortgelijke en andere feiten is veroordeeld.
Ook heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in de over verdachte opgemaakte rapporten (voorlichtingsrapport van Tactus Verslavingszorg van 2 september 2009 en voormelde Pro Justitia rapporten van 31 augustus 2009 en 1 maart 2011) en zoals die ter terechtzittingen zijn gebleken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Daarbij is rekening gehouden met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid, overeenkomstig hetgeen door de psychiater en psycholoog is geconcludeerd.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het eerder genoemde rapport van psycholoog [deskundige 4] en psychiater
[deskundige 3] van 1 maart 2011 houdt omtrent verdachte onder meer het volgende in.
Op grond van het psychologisch onderzoek heeft [deskundige 4] de volgende beschouwing gegeven, zakelijk weergegeven:
Verdachte heeft weliswaar deelgenomen aan het onderzoek doch er waren veel weerstanden en hij heeft zich op doorzichtige wijze sociaal wenselijk gepresenteerd. Een en ander heeft geleid tot vele tegenstrijdigheden tussen verdachtes inhoudelijke mededelingen en de beschikbare collaterale informatie. Het onderzoek heeft opgeleverd dat er sprake is van een (hoog)gemiddeld intelligente man met een gemengde persoonlijkheidsstoornis, alsmede afhankelijkheid van opiaten (methadon) en misbruik/afhankelijkheid van alcohol. Kenmerkend voor verdachte is dat hij, ondanks zijn (hoog)gemiddelde intelligentie, niet in staat is geweest om gedurende langere tijd evenwichtig en conflictvrij te functioneren op maatschappelijk en relationeel vlak zoals uit de levensgeschiedenis naar voren komt. Verdachte is snel uit zijn evenwicht en gevoelig voor spanningen en stress.
In verdachtes persoonlijkheidsstoornis vallen vooral antisociale trekken op. Het geweten functioneert gebrekkig, hij bagatelliseert, is oneerlijk en manipuleert, is prikkelbaar en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Verdachte is gevoelig voor negatieve evaluaties en krenkingen hetgeen een aanwijzing is voor een kwetsbaar zelfbeeld. Dit gegeven, in combinatie met het egocentrisme (verdachte is voortdurend met zichzelf bezig) en een gebrek aan empathie (compassie met anderen wordt nergens gesignaleerd) geven de persoonlijkheid naast antisociale ook narcistische trekken. Beide genoemde persoonlijkheidstrekken dragen bij aan een zekere mate van psychopathie.
Borderline trekken zijn zichtbaar in de spanningsgevoeligheid en de gebrekkige identiteit. Verdachte lijkt van dag tot dag te leven en er is weinig evenwichtigheid en richting zichtbaar. Dit is ook zichtbaar in een zekere grilligheid en instabiliteit van het verloop van de relaties. Passend bij de borderline trekken zijn ook de signalen die verdachte heeft afgegeven dat er in detentie sprake is geweest van automutilatie. De besproken antisociale en narcistische trekken en de borderline trekken nemen een pathologische vorm aan. Enerzijds door de mate waarin ze op de voorgrond treden, anderzijds door de mate waarin ze tot problemen leiden.
De minder problematische, maar wel aanwezige theatrale aspecten zijn zichtbaar in de frequent onechte en gedramatiseerde presentatie.
Er is eveneens sprake van een langdurige verslavingsgeschiedenis die door verdachte wordt toegespitst op alcohol, maar hij noemt ook benzodiazepines (kalmerende medicijnen). Er is echter eveneens sprake van een verslavingsgeschiedenis van methadon, heroïne en cannabis. Vanuit de beschikbare informatie lijkt de problematiek toch ernstiger dan verdachte deze naar voren brengt. De vele pogingen om verdachte in de hulpverlening te krijgen zijn alle mislukt, vooral omdat verdachte de afspraken niet nakomt. Verdachte lijkt zijn verslavingsproblematiek als het erop aankomt onvoldoende te problematiseren. Verdachtes middelenproblematiek heeft een negatieve wisselwerking met de persoonlijkheidsproblematiek.
Verdachte imponeert als een ingehouden agressieve man die op zijn tenen moet lopen om zijn ongenoegens niet zijn gedrag te laten bepalen. Geregeld is de agressie voelbaar.
Naar aanleiding van het psychiatrisch onderzoek heeft [deskundige 3] de volgende beschouwing gegeven, zakelijk weergegeven:
Er is bij verdachte sprake van een langdurige en therapieresistente verslavingsproblematiek, die diverse middelen betreft. Er moet worden gesproken van een afhankelijkheid van verschillende middelen. Naast en in samenhang met de verslavingsproblematiek is er bij verdachte sprake van een uitgebreide persoonlijkheidsproblematiek, in de vorm van een gemengde persoonlijkheidsstoornis.
De instabiliteit in relaties bepaalt, in combinatie met zijn stemmingswisselingen, de borderline dynamiek. Zijn sterke neiging tot dominantie, de krenkbaarheid, het egocentrisme en het beperkte empathisch vermogen behoren tot het narcistisch deel van de persoonlijkheidsstoornis. Theatrale aspecten komen vooral in de pathetische presentatie tot uiting.
De aanhoudende schendingen van de rechten van anderen bij zijn frequent crimineel gedrag, de gebrekkige gewetensfuncties, de oneerlijkheid, de prikkelbaarheid en het onverantwoordelijke gedrag, in combinatie met de sterke neiging die verantwoordelijkheid buiten zichzelf te plaatsen (externaliseren), behoren tot het antisociale aspect van de persoonlijkheidsstoornis. De score op de PCL-R is van dien aard dat er bij verdachte moet worden gesproken psychopathie, de eerder in dit psychiatrisch rapport vermelde persoonlijkheidskenmerken van antisociale en vooral narcistische dynamiek in combinatie met een instabiel en antisociaal gedrag.
De drugs en psychofarmaca die verdachte gebruikt, vallen vooral onder de gemeenschappelijke noemer van dempende middelen. Het is alleszins mogelijk en zelfs zeer waarschijnlijk dat verdachte juist de werking van deze middelen aangrijpt als zelfmedicatie tegen zijn ongedurige prikkelbaarheid.
Uit de forensische analyse en beantwoording van de vraagstelling door [deskundige 4] en [deskundige 3] volgt, zakelijk weergegeven:
In de kern wordt de psychische problematiek van verdachte, die over goede verstandelijke vermogens beschikt, naast zijn verslavingsproblematiek gekenschetst door een aantal zeer problematische persoonlijkheidskenmerken, waarbij vooral gebrek aan empathie, egocentrisme, met daarbij dominant, manipulerend en theatraal gedrag en gebrekkige gewetensfuncties het beeld bepalen. Er is bij verdachte sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis en van verslavingsproblematiek die is ingebed in en verweven met de persoonlijkheidsstoornis. Zowel de verslavingsproblematiek als de persoonlijkheidsstoornis zijn chronisch van aard.
De beschreven uitingen van de combinatie van de verslavingsproblematiek en de gemengde persoonlijkheidsstoornis brengen een risico mee voor herhaling van vergelijkbare geweldsdelicten als die hem nu ten laste worden gelegd. Wij zien het grootste gevaar voor recidive in de context van een intieme relatie. Er is bij verdachte een patroon van een diversiteit aan geweldscenario's. Ook blijkt dat er niet altijd een lange aanloop nodig is om agressief gedrag bij verdachte uit te lokken. Het middelengebruik vormt een bijkomende risicofactor.
Naast de hoge kans op herhaling van vergelijkbare delicten als de huidige ten laste gelegde feiten, acht het onderzoekend team van het PBC, gelet op bovengenoemde constateringen, de kans op toename van de ernst van gewelddadig gedrag van verdachte aannemelijk. Het bovengenoemde klinische oordeel sluit aan bij de uitkomst van de risicotaxatie (HCR-20).
Het onderzoekend team van het PBC heeft stilgestaan bij de mogelijke maatregelen, binnen enig juridisch kader, die het recidivegevaar zouden kunnen beperken. Het team is van mening dat er in de aanvang van de behandeling een langdurig klinisch traject geïndiceerd zal zijn om verdachte een probleembesef van buitenaf bij te kunnen brengen, omdat dit besef van binnenuit bij verdachte nagenoeg ontbreekt. Daarna zal een tijdrovend resocialisatietraject nodig zijn om verdachte in een beschermde vorm terug te laten keren in de samenleving. In het licht van deze gevolgtrekkingen is een minder vergaande maatregel dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet afdoende om de kans op recidive te beperken. De intrinsieke motivatie van verdachte is volgens de onderzoekers te beperkt om een terbeschikkingstelling met voorwaarden te adviseren.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de maatregel van terbeschikkingstelling. Een bevel tot verpleging van overheidswege is niet nodig. Volstaan kan worden met het stellen van voorwaarden op de voet van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte stelt dat hij gemotiveerd is behandeling te ondergaan. De raadsman heeft het hof daarop verzocht om de reclassering een plan van aanpak te laten opstellen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de door de verdediging ter terechtzitting van het hof geschetste ontwikkeling van het afgelopen halfjaar ziet het hof geen noodzaak om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van het stellen van voorwaarden in plaats van het geven van een bevel tot verpleging van overheidswege. Nog daargelaten dat verdachte zijn stelling niet met deskundigenrapportages of anderszins heeft onderbouwd, wordt in het rapport van het PBC van 1 maart 2011 gemotiveerd uiteengezet dat een minder vergaande maatregel dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet afdoende is om de kans op recidive - waarbij in de situatie van verdachte gedacht moet worden aan gewelddadig gedrag - te beperken.
Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geest-vermogens en dat (een aantal van) de feiten hem in (enigszins) verminderde mate kunnen worden toegerekend, terwijl de door hem gepleegde feiten, zoals die onder 2 en 4 zijn bewezen verklaard misdrijven betreffen omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en de door hem gepleegde feiten, zoals die onder 1 en 5 zijn bewezen verklaard, misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat het hof de kans op herhaling van gewelddadig gedrag zonder adequate behandeling groot acht, is het hof - met de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat de veiligheid van anderen de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Deze maatregel wordt opgelegd terzake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakende voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De veiligheid van anderen eist tevens dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Het stellen van voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen acht het hof geen reële mogelijkheid.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 285, 300, 304, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 6 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.