ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6656

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002152-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging tegen leeftijdsgenoten met werkstraf en jeugdreclassering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een minderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens twee leeftijdsgenoten. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het plegen van geweld op 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente]. De tenlastelegging omvatte onder andere het duwen, slaan, schoppen en bij de keel vastpakken van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn raadsman voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Het hof heeft echter, na het horen van getuigen en het bestuderen van de aangiftes, geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. De verklaringen van getuigen waren gedetailleerd en consistent, en het hof achtte deze verklaringen betrouwbaar. Het hof oordeelde dat de verdachte in nauwe samenwerking met medeverdachten had deelgenomen aan het geweld, wat leidde tot lichamelijk letsel bij de slachtoffers.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kinderrechter en legde de verdachte een werkstraf op van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte onder toezicht van de jeugdreclassering moest staan. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn niet- eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel sprak. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van openlijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002152-10
Uitspraak d.d.: 1 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1996],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het hem deels primair- en deels subsidiair tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen jeugddetentie, waarvan 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde een verplicht jeugdreclasseringstoezicht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. K. Kok, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het één of meermalen duwen en/of beuken tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het ten val brengen van die [slachtoffer 1] en/of
- het één of meermalen slaan en/of stompen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het één of meermalen schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het bij de keel vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het dichtgeknepen houden van de keel van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- (krachtig) één of meermalen tegen/op het lichaam en/of het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of geschopt en/of getrapt en/of
- ten val heeft/hebben gebracht en/of
- (krachtig) bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of
- de keel dichtgeknepen heeft/hebben gehouden,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich op 21 maart 2010 schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en subsidiair aan mishandeling, al dan niet in vereniging, jegens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Het hof is - anders dan de verdachte en zijn raadsman - op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de aangifte van [slachtoffer 2], in samenhang bezien met de verklaringen die [medeverdachte], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] tegenover de politie hebben afgelegd over het aandeel en de rol van de verdachte in het openlijk geweld, van oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten heeft deelgenomen aan het geweld dat jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd uitgeoefend en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit geweld.
Het hof heeft geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan de verklaringen die [medeverdachte], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] tegenover de politie hebben afgelegd als onbetrouwbaar dan wel ongeloofwaardig moeten worden bestempeld. De verklaringen zijn authentiek en gedetailleerd en komen op essentiële onderdelen met elkaar overeen en vinden steun in de beide aangiftes. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van die verklaringen en bestempelt deze als bruikbaar voor bewijs.
Het verweer van de raadsman inhoudende dat de verklaring die [medeverdachte] tegenover de politie heeft afgelegd uitgesloten dient te worden van het bewijs nu hij niet gewezen is op zijn verschoningsrecht, gaat niet op. [medeverdachte] immers is als medeverdachte gehoord. Bij aanvang van zijn verhoor is hem op zijn zwijgrecht gewezen, hetgeen meebrengt dat hij alleen daarom al niet over verdachte hoefde te verklaren.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2010 in de gemeente [gemeente] met anderen, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het duwen en beuken tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het ten val brengen van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen slaan tegen het lichaam en het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- het meermalen schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het bij de keel vastpakken van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 21 maart 2010, samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen de hun bekende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte en zijn medeverdachten hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - bedreigend en veroorzaakt het gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 april 2011 is gebleken dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van een (soortgelijk) strafbaar feit. Dit pleit in het voordeel van de verdachte.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door de verdachte, zijn raadsman en zijn moeder naar voren zijn gebracht en deze ook uit het rapport Raadsonderzoek strafzaken d.d. 4 mei 2010 en het Advies van de Jeugdreclassering d.d. 18 augustus 2010 naar voren zijn gekomen, alsmede uit de ter terechtzitting van het hof door mevrouw [deskundige] van de jeugdreclassering, zijn toegelicht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - met de kinderrechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat een werkstraf voor de duur van vijftig uren waarvan vijfentwintig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, een passende bestraffing is. Het hof acht voorts geboden dat aan verdachte als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de jeugdreclassering wordt opgelegd zodat dit contact, dat thans op vrijwillige basis onderhouden wordt, wordt voortgezet. Het blijkt immers dat verdachte de nodige hulp en steun ontleent aan dat contact en zijn moeder het nut ervan onderschrijft. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf dient voorts als stok achter de deur om verdachte er van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot 25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 12 (twaalf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
- bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
- draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J.H.M. Zwinkels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 1 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.H.M. Zwinkels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.