Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001257-09
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 mei 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R. ter Haar, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 december 2008 in de gemeente[gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, in ieder geval één tube(s) tandpasta (Colgate maxwhite), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal [straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2008 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tubes tandpasta (Colgate maxwhite), toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal [straat]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Diefstal is een hinderlijk feit dat schade en overlast voor de gedupeerden teweegbrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 maart 2011. Daaruit volgt dat verdachte vele malen is veroordeeld wegens - onder meer - soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een tweetal door verdachte overgelegde brieven van Stichting De Hoop. Deze brieven sluiten aan bij hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht omtrent zijn huidige persoonlijke omstandigheden. Deze omstandigheden houden in dat verdachte, na een jarenlange verslaving en de daarmee samenhangende problematiek, thans is opgenomen in een ongeveer twaalf maanden durend programma waarin hij eerst met succes gedetoxificeerd is en waarin hij thans onder begeleiding werkt aan een verslavingsvrije reïntegratie in de maatschappij. De indruk die het hof ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen, bevestigt het in genoemde brieven gemelde gunstige verloop van die huidige behandeling.
Het hof is, gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat oplegging van na te melden voorwaardelijke straf passend en geboden is. Door oplegging van de straf in deze vorm wordt de huidige behandeling niet doorkruist. Wanneer verdachte de behandeling niet zou afronden, of wanneer hij anderszins strafrechtelijk in de fout zou gaan, zou dat alsnog oplegging van de straf tot gevolg kunnen hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en de verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, waarbij verdachte zijn huidige klinische behandeling bij Stichting De Hoop zal voortzetten en afronden.
Draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 31 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.