ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6623

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000355-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van bedreiging ex-partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was vervolgd voor het bedreigen van zijn ex-partner, die in verwachting was van hun kind. De tenlastelegging omvatte bedreigingen met de dood en zware mishandeling, waarbij de verdachte onder andere had gezegd: 'Er gaat wraak komen' en 'Ik laat je ombrengen'. Tijdens de zitting heeft het hof de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de aard en inhoud van het telefoongesprek niet zijn zoals door haar is gesteld. Het hof heeft geen overtuiging gekregen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, mede gezien de context van de beëindigde relatie en de verwachtingen rondom het kind. Hierdoor heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen. De advocaat-generaal had een geldboete geëist, maar het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van getuigenverklaringen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000355-10
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
postadres: [adres] te [plaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geldboete van zeshonderd euro, subsidiair twaalf dagen hechtenis, waarvan vierhonderd euro, subsidiair acht dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H. Gase, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2008 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Er gaat wraak komen" en/of "Het zal een tijdje rustig blijven, een maand of vijf, zes. Daarna laat ik je ombrengen. Je moet eerst bevallen" en/of "Ik laat je schaduwen door (een groep) vrienden (van buitenlandse afkomst)/ kampers", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Het hof overweegt dat de verklaringen - hoe dan ook - zijn afgelegd: binnen de context waarin de contacten tussen verdachte en aangeefster destijds hebben plaatsgevonden, te weten de beëindiging van een relatie waarin een kind werd verwacht dat verdachte, als de vader, graag wilde erkennen, terwijl aangeefster, als de moeder, dat niet wilde. Tegen die achtergrond heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat het onderhavige telefoongesprek is verlopen op een wijze en met een inhoud zoals door aangeefster is gesteld.
Nu het hof niet de overtuiging heeft dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, behoort hij daarvan te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 31 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.