Gerechtshof Arnhem,
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000436-11
Parketnummers eerste aanleg: 07-660351-10 en 07-660169-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 26 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 februari 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-660169-10, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie,
thans verblijvende in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van feit 1 primair en 2 tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest, tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand, verbeurdverklaring van de schroevendraaiers en de lamp en teruggave aan verdachte van de halsketting. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R. Veerkamp, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming en aanvulling van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf. Gezien het vorenstaande zal het hof het vonnis waarvan beroep in zoverre vernietigen.
Aanvullende overweging omtrent het bewijs ten aanzien van feit 1
Het hof constateert ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal een daarmee sterk overeenstemmende modus operandi als de bij de onder 2 ten laste gelegde poging tot diefstal. Bij voornoemde diefstal was er sprake van forse braaksporen, waaruit bleek dat de dader met een stuk gereedschap, vermoedelijk een schroevendraaier, tussen de sponning en de deur had gewrikt teneinde die te openen en zichzelf hierdoor de toegang tot de woning te verschaffen. Ten aanzien van voornoemde poging tot diefstal werd verdachte op heterdaad betrapt door twee politieambtenaren toen hij met een schroevendraaier tussen het raamkozijn en de sponning stond te wrikken.
In samenhang met de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmotivering in het vonnis van de rechtbank acht het hof op grond van voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal met braak.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan woninginbraak en een poging daartoe. Verdachte heeft aldus inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers. Woninginbraken, en ook pogingen daartoe, veroorzaken veel onrust en overlast voor de bewoners. Bovendien heeft verdachte door het plegen van deze feiten een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2011 (omvattende 16 pagina's) - vele malen eerder is veroordeeld voor (woning)inbraken, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend en noodzakelijk is. Het hof zal verdachte derhalve een gevangenisstraf opleggen van negen maanden. Dit is hoger dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf (zes maanden). Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf echter - gelet op het strafrechtelijke verleden van verdachte - onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 33, 33a, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk, en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 26 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.