ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6232
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schorsingverzoek kinderalimentatie in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 27 januari 2011 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een schorsingsverzoek van de man met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerdere beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 9 september 2010 bepaald dat de man € 535,- per kind per maand moest betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen, omdat hij stelde dat zijn financiële situatie na de beschikking was verslechterd en hij in een noodtoestand zou komen te verkeren door de tenuitvoerlegging van de alimentatieverplichting.
Tijdens de zitting op 7 januari 2011 heeft de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.D. Nijenhuis, zijn verzoek toegelicht. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K. ter Haar-Benchaïb, heeft het schorsingsverzoek bestreden. Het hof heeft de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De man heeft aangevoerd dat zijn bedrijfsresultaten tegenvallen en dat hij geen inkomen uit zijn ondernemingen heeft, maar het hof oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij in een noodsituatie zou verkeren.
Het hof concludeerde dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat de uitvoerbaarheid van de beschikking van de rechtbank moest worden geschorst. De man had eerder ingestemd met de alimentatie en het hof oordeelde dat hij had moeten voorzien dat het starten van een onderneming financiële risico's met zich meebrengt. Het hof wees het schorsingsverzoek van de man af, waarbij het belang van de vrouw bij de uitvoerbaarheid van de beschikking zwaarder woog dan het belang van de man bij schorsing.