ECLI:NL:GHARN:2011:BQ6209

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.055.929
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige en de belangen van de ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 20 januari 2011, staat de vraag centraal of de vader vervangende toestemming kan krijgen voor de erkenning van zijn minderjarige kind, geboren uit een relatie met de moeder. De rechtbank had eerder, op 22 oktober 2009, de vader deze toestemming verleend, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. De moeder verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de vader tot erkenning af te wijzen. De vader heeft in zijn verweerschrift het verzoek van de moeder bestreden en tevens incidenteel beroep ingesteld tegen de overweging van de rechtbank dat omgang in de toekomst geen optie is.

Tijdens de zitting op 9 november 2010 zijn beide partijen, hun advocaten en de bijzonder curator verschenen. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de affectieve relatie tussen de ouders en de angst van de moeder voor de vader. Het hof oordeelt dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn incidenteel beroep, omdat de bestreden beschikking niet over de omgang tussen de vader en het kind heeft beslist. Het hof concludeert dat de erkenning van het kind door de vader de belangen van de moeder en het kind kan schaden. De moeder ervaart grote angst voor de vader, wat een negatieve impact kan hebben op haar vermogen om voor het kind te zorgen.

Het hof vernietigt de eerdere beschikking en wijst het verzoek van de vader tot vervangende toestemming tot erkenning af. De beslissing is genomen met inachtneming van de psychische belasting die de erkenning op de moeder zou hebben en de gevolgen daarvan voor het kind. Het hof benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat de erkenning door de vader op dit moment niet in het belang van het kind is.

Uitspraak

Beschikking d.d. 20 januari 2011
Zaaknummer 200.055.929
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.A.C.H. Hana, kantoorhoudende te Hardenberg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.D. Withaar, kantoorhoudende te Zwolle,
Belanghebbende:
mr. H.W. Bongers,
kantoorhoudende te Ommen,
bijzonder curator van de minderjarige [kind],
hierna te noemen: de bijzonder curator,
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 22 oktober 2009 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, in plaats van de toestemming van de moeder, aan de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van de minderjarige [kind], geboren [in 2008].
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 22 januari 2010, heeft de moeder verzocht de beschikking van 22 oktober 2009 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de vader tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [kind] alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 15 maart 2010, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoek af te wijzen en de beschikking van 22 oktober 2009 te bekrachtigen.
Tevens heeft de vader bij voormeld verweerschrift incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht de beschikking van 22 oktober 2009 te vernietigen voor zover het de overweging inhoudt dat omgang, mede gelet op de inhoud van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), in de (nabije) toekomst geen optie is, en de beschikking voor het overige te bekrachtigen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 26 april 2010, heeft de moeder het verzoek in het incidenteel beroep bestreden, en verzocht de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 26 april 2010, heeft de bijzonder curator het verzoek in het incidenteel beroep bestreden en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel dan wel dit appel af te wijzen.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van een brief van 8 februari 2010 van de raad met als bijlage zijn rapport van 8 februari 2007 betreffende de vader.
Ter zitting van 9 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, haar advocaat, de vader en mr. M.M. Broeks, zijnde een kantoorgenoot van
mr. Withaar, de bijzonder curator en W.H.H. Boonk namens de raad.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen de moeder en de vader is de thans nog minderjarige [kind] geboren.
2. De moeder en de vader hebben hun relatie voor de geboorte van [kind] verbroken.
3. Bij verzoekschrift van 20 oktober 2008 heeft de vader verzocht om aan hem vervangende toestemming tot erkenning van [kind] te verlenen.
4. Bij de bestreden beschikking is dit verzoek toegewezen.
De ontvankelijkheid van de vader in het incidenteel beroep
5. Uit de stukken en de behandeling ter zitting van het hof is gebleken dat het incidenteel beroep van de vader is gericht tegen de in de bestreden beschikking opgenomen overweging dat, mede gelet op de inhoud van het rapport van de raad, omgang in de (nabije) toekomst geen optie is. Het betreft een overweging waarop de beslissing van de rechtbank over het al dan niet verlenen van vervangende toestemming tot erkenning steunt. Bij de bestreden beschikking is niet (tevens) over de omgang tussen de vader en [kind] beslist. De vader kan daarom niet worden ontvangen in zijn tegen deze overweging gerichte incidenteel beroep.
Het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning
6. Aan de vader kan vervangende toestemming tot erkenning worden verleend indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind, of de belangen van het kind, niet schaadt. Niet in geschil is dat de vader de verwekker is van [kind].
7. Uit het rapport van de raad van 29 juni 2009 blijkt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende. Gezien de leeftijd van [kind] is het vooral van belang dat hij opgroeit in een rustige, stabiele omgeving. Voor de moeder is de gedachte om weer met de vader in contact te komen zeer beangstigend. De moeder heeft sinds de vader en zij uit elkaar zijn gegaan grote angst voor de vader en de invloed die hij, via [kind], op haar leven zou kunnen hebben. Er is een reëel risico dat [kind] wordt belemmerd in zijn ontwikkeling ten gevolge van de psychische druk die de moeder zal ervaren als de vader [kind] mag erkennen. De vader heeft te kennen gegeven de erkenning te zien als een eerste stap op weg naar gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. Indien vader toestemming zou krijgen om [kind] te erkennen is het zeer waarschijnlijk dat de moeder in een zodanig onevenwichtige psychische toestand zal komen te verkeren dat zij niet meer in staat zal zijn [kind] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft en zij niet meer goed voor hem zal kunnen zorgen, aldus het rapport.
8. Het hof verenigt zich met voornoemde conclusies uit het rapport. Het hof voegt daar het volgende aan toe. Gelet op hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen en de indruk die het hof ter zitting van de moeder heeft gekregen, is het hof van oordeel dat de moeder authentiek is in de emoties die zij ervaart met betrekking tot de vader. De oorzaak van de diepgaande angst van de moeder jegens de vader en het antwoord op de vraag of die angst naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. Het hof is voorts van oordeel dat uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de confrontatie van de moeder met de vader een zodanige impact op haar heeft dat de vrees gerechtvaardigd is dat dit een schadelijke weerslag heeft op haar dagelijkse functioneren. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is bovendien gebleken dat de vader de erkenning heeft verzocht met het oog op (in de toekomst) omgang en gezamenlijk gezag, welk vooruitzicht de druk bij de moeder alleen maar verhoogt. Het hof is van oordeel dat erkenning van [kind] door de vader extra psychische belasting bij de moeder zal opleveren en daarmee het stabiele opvoedingsklimaat van [kind] zodanig zal verstoren dat dit schadelijk voor hem is. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat erkenning van [kind] door de vader thans het belang van [kind] schaadt en dat de vervangende toestemming tot erkenning van [kind] aan de vader moet worden onthouden.
De slotsom
9. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn incidenteel beroep;
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
wijst het inleidend verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, H. de Hek en
H. van Lokven-van der Meer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2011 in bijzijn van de griffier.