ECLI:NL:GHARN:2011:BQ5603
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J.A.W. Lensing
- B.P.J.A.M. van der Pol
- H.W. Koksma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens een gering feit
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen. De verdachte was beschuldigd van het verrichten van besloten busvervoer zonder de vereiste vergunning. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in de strafvervolging, omdat de vervolging in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld aan de hand van de feiten van de zaak en de redelijkheid van de vervolging.
De verdachte had op 23 april 2009, zonder vergunning, een oude Amerikaanse schoolbus gebruikt om zijn nichtje en haar vriendinnen naar een galafeest te vervoeren. Dit gebeurde op eigen initiatief en over een korte afstand. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte zich mogelijk schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit, de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de bus voldeed aan de vereisten en de rit incidenteel was, meebrachten dat het openbaar ministerie niet in redelijkheid tot vervolging had kunnen overgaan.
Het hof concludeerde dat de belangenafweging in deze zaak niet in het voordeel van vervolging was en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. De beslissing van het hof was gebaseerd op het opportuniteitsbeginsel en de sepotgronden die het openbaar ministerie hanteert. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk werd verklaard.