ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3741

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001570-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling, bedreiging en vernieling met persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en vernieling. De feiten vonden plaats op 27 september 2008 in de gemeente [gemeente], waar de verdachte [slachtoffer] bij de keel vastpakte en hem meermalen in het gezicht sloeg, wat leidde tot letsel en pijn. Daarnaast bedreigde hij [slachtoffer] met de dood en vernielde hij diens fiets. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende werd ondersteund door getuigenverklaringen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van mishandeling, bedreiging en vernieling. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich in een positieve ontwikkeling bevond door zijn alcoholverslaving aan te pakken. Het hof besloot om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte veroordeelde tot de genoemde straffen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001570-10
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 december 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. K.S. Kort, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) bij de keel/hals/nek heeft vastgepakt en/of (met kracht) meermalen, in elk geval eenmaal, in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] bij de keel/hals/nek vastgepakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, niet alleen dood wilde en/of dat hij, verdachte, daarom die [slachtoffer] mee wilde nemen de dood in, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 3:
hij op of omstreeks 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat hij zich op 27 september 2008 te [plaats] heeft schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van aangever [slachtoffer] en aan vernieling van diens fiets.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling en vernieling van de fiets onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is nu de aangifte van [slachtoffer] geen steun vindt in overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de bedreiging niet van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangever [slachtoffer] redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou laten, subsidiair dat verdachte geen opzet had op de bedreiging.
Met betrekking tot de ten laste gelegde mishandeling overweegt het hof het volgende.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, wordt de aangifte van [slachtoffer] in voldoende mate ondersteunt door de verklaring van getuige [getuige] nu [getuige] heeft verklaard dat zij op 27 september 2008 in [plaats] getuige was van het incident tussen verdachte en aangever en gezien heeft dat verdachte bij aangever stond, hem bij de strot pakte en naar hem geroepen heeft.
Op grond van de aangifte en de verklaring van [getuige] acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Met betrekking tot de ten laste gelegde bedreiging overweegt het hof als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte de fiets van [slachtoffer] beschadigt, vervolgens [slachtoffer] bij zijn keel vast pakt en dan tegen [slachtoffer] roept dat hij, verdachte, er een eind aan wil maken, dood wil en dat hij [slachtoffer] mee de dood in wil nemen omdat hij niet alleen de dood in wil.
Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] zich daardoor daadwerkelijk bedreigd voelde.
Naar het oordeel van het hof zijn de door de verdachte aan [slachtoffer] gerichte
bewoordingen onder de hierboven geschetste omstandigheden dusdanig dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Daaruit is voorts af te leiden dat de wil van verdachte op het teweegbrengen van bedoelde vrees was gericht.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Met betrekking tot de ten laste gelegde vernieling overweegt het hof als volgt.
Het hof deelt het standpunt van de raadsvrouw niet, nu de aangifte van [slachtoffer] op een essentieel onderdeel steun vindt in de verklaring van verbalisant [verbalisant]. Verbalisant [verbalisant] neemt waar - nadat hij zich naar aanleiding van een melding naar de [straat] te [plaats] heeft begeven - dat [slachtoffer] hem aldaar een fietslamp laat zien waarvan de bevestiging met de fiets is stukgetrokken. Op grond van de aangifte en de bevinding van verbalisant acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], bij de keel heeft vastgepakt en meermalen in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
feit 2:
hij op 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] bij de keel vastgepakt en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, niet alleen dood wilde en dat hij, verdachte, daarom die [slachtoffer] mee wilde nemen de dood in;
feit 3:
hij op 27 september 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling;
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 september 2008 schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van aangever [slachtoffer] en aan vernieling van diens fiets. Het betreffen nare, hinderlijke delicten. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden, bij hem gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt en hem schade berokkend.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 maart 2011 waaruit - ten nadele van verdachte - blijkt dat hij veelvuldig ter zake strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging eveneens rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting van het hof door de raadsvrouw van verdachte naar voren zijn gebracht. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er in het leven van verdachte een positieve verandering heeft plaatsgevonden nu verdachte gemotiveerd is zijn alcoholmisbruik aan te pakken en zich op vrijwillige basis door Tactus Verslavingszorg laat begeleiden en inmiddels is opgenomen voor behandeling. De raadsvrouw heeft het hof dientengevolge verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Nu verdachte lijkt in te zien hulp nodig te hebben om van zijn alcoholverslaving af te komen en hier inmiddels ook behandeling voor ondergaat, wenst het hof deze - zij het prille - positieve ontwikkeling in het leven van verdachte niet te doorkruisen door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Om aan verdachte de kans te bieden de door hem ingeslagen weg voort te zetten, ziet het hof thans, evenals de advocaat-generaal, aanleiding om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de rechtbank is opgelegd - te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, met aftrek. Met het voorwaardelijke strafdeel beoogt het hof verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 één maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 veertig dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.