ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3704

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000366-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenst verklaarde vreemdeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1983 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was ter zake van het als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard, veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De verdachte was op 2 september 2009 in de gemeente [gemeente] als vreemdeling in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, hetgeen het hof heeft overgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in het verleden meermalen was veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder gevangenisstraffen van aanmerkelijke duur.

Het hof heeft de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard. De uitspraak van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij het hof niet bewezen acht wat aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000366-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-602950-09
Arrest van 3 mei 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te 's-Gravenhage.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 02 september 2009 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard en op 02 september 2009 nog steeds ongewenst vreemdeling was.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2009 in de gemeente [gemeente], als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard en op 2 september 2009 nog steeds ongewenst vreemdeling was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 2 september 2009 in de gemeente [gemeente] verbleven terwijl hij wist dat hij tot ongewenste vreemdeling was verklaard. Verdachte heeft zich niet gehouden aan een jegens hem genomen beslissing van de met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 belaste autoriteit. Die beslissing kwam erop neer dat het verdachte uit een oogpunt van de openbare orde niet was toegestaan om hier te lande te verblijven.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister
d.d. 3 maart 2011 blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, onder meer tot gevangenisstraffen van aanmerkelijke duur.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden. Een andere, mildere strafmodaliteit, of - zoals de raadsman van verdachte heeft geopperd - toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, komt - gelet op het vorenoverwogene - niet in aanmerking.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. E. de Witt en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. E. de Witt buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.