ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3695

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000904-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met werkstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1989, was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar de officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, waarvan 15 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De mishandeling vond plaats op 5 mei 2009, waarbij de verdachte de aangever, [slachtoffer], tegen het gezicht heeft gestompt, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer.

Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever en getuigen voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de mishandeling, in tegenstelling tot de eerdere vrijspraak door de politierechter. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, zonder dat er strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafoplegging hield het hof rekening met een eerder uittreksel uit het justitieel documentatieregister, waaruit bleek dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een geweldsdelict. Dit leidde tot de beslissing om een zwaardere strafmodaliteit toe te passen. De werkstraf werd opgelegd als een maatregel om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zou gaan.

Het hof heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de noodzaak van een passende straf, waarbij de bescherming van de samenleving en de integriteit van slachtoffers voorop staan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000904-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-028528-09
Arrest van 3 mei 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.H.J. Buitenkamp, advocaat te Epe.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 5 mei 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Anders dan de politierechter acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het hof baseert dit op de bij de politie afgelegde verklaringen van aangever [slachtoffer] (waarin opgenomen de waarneming van een verbalisant van letsel bij aangever) en van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], in onderlinge samenhang bezien. Voor de gedachte dat een ander dan verdachte - in het bijzonder een van de vrienden met wie verdachte ter plaatse is geweest - aangever [slachtoffer] tegen het hoofd zou hebben gestompt, bieden de stukken alsmede het verhandelde ter terechtzittingen onvoldoende steun, in aanmerking genomen hetgeen de verdachte heeft verklaard over de signalementen van deze vrienden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 mei 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer]), tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 5 mei 2009 [slachtoffer] tegen het gezicht gestompt. Door aldus te handelen heeft verdachte pijn en letsel bij [slachtoffer] veroorzaakt en inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 3 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict. De geldboete die hem in dat kader is opgelegd, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. Het hof ziet hierin aanleiding thans toepassing te geven aan een zwaardere strafmodaliteit.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Het hof zal de helft van deze werkstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, hetgeen dient als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot vijftien uren, subsidiair zeven dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier, zijnde mr. E. de Witt buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.