ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3387

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001457-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal en wederspannigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van wederspannigheid en twee keer diefstal in vereniging. De feiten dateren van 17 september 2008, waarbij de verdachte samen met anderen meerdere goederen heeft weggenomen uit verschillende winkels. De verdachte heeft zich ook verzet tegen de politie tijdens de aanhouding van een mededader. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten bevestigd en de verdachte veroordeeld tot een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een onvoorwaardelijke werkstraf van veertig uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met het justitiële verleden van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte heeft eerder ook al een gevangenisstraf ondergaan voor drugssmokkel en heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor eigendomsrechten en autoriteit. De raadsman van de verdachte pleitte voor een werkstraf in plaats van een vrijheidsbenemende straf, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte niet voldoende waren om van een onvoorwaardelijke straf af te zien. De uitspraak is gedaan met toepassing van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 24-001457-10
parketnummer eerste aanleg: 07-603184-08
Arrest van 29 april 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. S. Arts, advocaat te Breda.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 aan haar ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 17 september 2008 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en wel :
- in/uit [bedrijf 1], gelegen aan [ straat 1], meerdere sieraden en/of kleding en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemd winkelbedrijf [bedrijf 1] en/of
- in/uit [bedrijf 2], gelegen aan [straat 2], meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemd winkelbedrijf [bedrijf 2];
2.
zij in de periode van 02 september 2008 tot en met 18 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere stukken lingerie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
3.
zij op of omstreeks 17 september 2008 in de gemeente [gemeente], toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], beiden werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland een zekere [naam] als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, met geweld
- meermalen, in ieder geval eenmaal heeft geduwd tegen het lichaam van die [verbalisant 1] (terwijl die [verbalisant 1] afstand wilde creëren om die [naam] te doen aanhouden) en/of
- meermalen getracht heeft om om die [verbalisant 1] heen te lopen (teneinde in de buurt van die [naam] te komen) en/of
- die [verbalisant 1] eenmaal (hard) op/tegen het oor, in ieder geval in het gezicht heeft geslagen (om te verijdelen, dat genoemd persoon werd opgebracht)
en aldus zich met geweld heeft verzet tegen eerstgenoemde politieambtena(a)r(en) werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening.
Het hof beschouwt de in feit 3 genoemde naamsaanduiding van [naam] als een kennelijke vergissing of kennelijke verschrijving en leest dit verbeterd als:
[naam].
Het hof begrijpt het onder 3 ten laste gelegde voorts aldus dat daarin is bedoeld uit te drukken dat met de persoon van [naam] is gedoeld op de persoon van
[naam], die na zijn aanhouding door de politie aanvankelijk een valse identiteit aan de politie heeft opgegeven, te weten die van [naam].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 aan haar ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 17 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), en wel uit [bedrijf 1], gelegen aan [ straat 1], meerdere sieraden en kleding, toebehorende aan genoemd winkelbedrijf [bedrijf 1] en
uit [bedrijf 2], gelegen aan [straat 2], meerdere kledingstukken, toebehorende aan genoemd winkelbedrijf [bedrijf 2];
2.
zij in de periode van 2 september 2008 tot en met 18 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere stukken lingerie, toebehorende aan [bedrijf 3];
3.
zij op 17 september 2008 in de gemeente [gemeente], toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar, te weten [verbalisant 2], werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland, een zekere [naam] als verdacht van het gepleegd hebben van op heterdaad ontdekte strafbare feiten had aangehouden en vastgegrepen, teneinde deze ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, met geweld meermalen heeft geduwd tegen het lichaam van [verbalisant 1], werkzaam als hoofdagent bij de regiopolitie Flevoland, terwijl die [verbalisant 1] afstand wilde creëren om die [naam] te doen aanhouden, en meermalen getracht heeft om om die [verbalisant 1] heen te lopen, teneinde in de buurt van die [naam] te komen, en die [verbalisant 1] eenmaal tegen het oor heeft geslagen, om te verijdelen dat die [naam] werd opgebracht,
en aldus zich met geweld heeft verzet tegen voornoemde politieambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 en feit 2, telkens -
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 -
wederspannigheid.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar mededader, dan wel mededaders, schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. De stelselmatige en doordachte werkwijze van de verdachte en haar mededader(s) hierbij getuigt van een behoorlijke mate van raffinement en professionaliteit. Dit pleit niet in het voordeel van de verdachte.
Winkeldiefstal is een delict, dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerde ondernemers. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen bevoordeling en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof hanteert met betrekking tot een dergelijk delict een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemen-de straf impliceert.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wederspannigheid.
De verdachte heeft door haar handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de politiefunctionarissen en heeft het gezag van de politie ondermijnd.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2011 dat de verdachte zich - na het plegen van de thans bewezen verklaarde winkeldiefstallen - nogmaals schuldig heeft gemaakt aan het plegen van winkeldiefstal. Ter zake van dit laatste is zij op 5 oktober 2009 veroordeeld. Dit pleit niet in het voordeel van de verdachte.
Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. In dit kader heeft de verdachte verklaard dat zij ten tijde van de thans bewezen verklaarde delicten in financiële nood verkeerde en dat zij toen een verkeerde oplossing voor haar geldproblemen heeft gekozen. Dat heeft destijds tevens geleid tot een in Frankrijk door haar ondergane gevangenisstraf voor de duur van één jaar, wegens drugssmokkel. De verdachte heeft voorts verklaard dat zij thans geen omgang meer heeft met haar mededaders en zich niet meer inlaat met enige vorm van crimineel gedrag. De verdachte heeft tevens verklaard dat zij een uitkering ontvangt en dat zij op dit moment zes maanden zwanger is en aanstonds als alleenstaande moeder haar kind wil gaan verzorgen en opvoeden. Voor haar financiële kwesties heeft zij hulp en bijstand van een bewindvoerder. Eén en ander is in voldoende mate aannemelijk geworden.
De raadsman van de verdachte heeft in het verlengde hiervan bepleit dat aan de verdachte niet een vrijheidsbenemende straf, maar een werkstraf wordt opgelegd, gecombineerd met een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
De verdachte lijkt gemotiveerd te zijn tot het aanpakken van haar financiële problemen en tot het veranderen (ten goede) van haar gedrag. De verdachte heeft bij de leden van het hof de indruk gewekt serieus met haar toekomst bezig te zijn.
Het hof zal daarom bij het bepalen van de op te leggen straf sterk rekening gehouden met deze wijziging in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het justitiële verleden van de verdachte, mede gezien het door dit hof gehanteerde hierboven aangehaalde oriëntatiepunt, uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten kan worden volstaan met de oplegging van een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf. Eén en ander is onder de gegeven omstandigheden geboden en passend.
Het hof legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op van langere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat de geëiste straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan het bewezen verklaarde feit en met name het justitiële verleden van de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 180, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.H. Kuiper, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.