Parketnummer: 24-001971-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-480307-09
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 augustus 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. I. Petkovski, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente] als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Strafbaarheid
Namens verdachte is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, nu er - kort gezegd - sprake is van overmacht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Ingevolge artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 dient een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf (meer) in Nederland heeft, Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten. Uit de Memorie van Toelichting op deze wet blijkt nadrukkelijk van de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling op dit punt. Dit uitgangspunt geldt ook voor verdachte, die door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij beschikking van 13 mei 2006 tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Een ongewenste vreemdeling kan alleen dan geen verwijt worden gemaakt van zijn illegale verblijf in Nederland, indien aannemelijk is geworden dat hij buiten zijn schuld geen gehoor kan geven aan de verplichting om te vertrekken.
Feiten en omstandigheden die tot een dergelijk oordeel zouden kunnen leiden, zijn niet aannemelijk geworden, zodat het beroep op overmacht wordt verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu strafuitsluitingsgronden ook overigens niet aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte bevond zich op 25 juni 2009 in Nederland. Uit het dossier blijkt dat verdachte wist dat hij reeds in 2006 tot ongewenste vreemdeling was verklaard door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de Vreemdelingenwetgeving en met de daarop gegronde beslissingen van de autoriteiten hier te lande is een voor de Nederlandse samenleving bezwarend delict.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 22 februari 2011 blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof een gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden. Deze straf is in overeenstemming met de landelijk geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van onwettig verblijf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos als griffier.