ECLI:NL:GHARN:2011:BQ3228

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002739-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en heroïne met verbeurdverklaring van in beslag genomen geld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het verkopen van cocaïne en het in bezit hebben van zowel cocaïne als heroïne. De politierechter had de verdachte een werkstraf van 60 uren opgelegd, waarvan 20 uren voorwaardelijk, en had het in beslag genomen geld verbeurd verklaard. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, met een voorwaardelijk deel en reclasseringstoezicht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 6 juli 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk cocaïne had verkocht en in bezit had van heroïne en cocaïne, wat in strijd is met de Opiumwet.

Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met het verleden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en zijn verslavingsproblematiek. Ondanks de ernst van de feiten heeft het hof besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. Tevens is het in beslag genomen geld verbeurd verklaard, omdat dit toebehoorde aan de verdachte en verband hield met de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002739-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-480595-08
Arrest van 26 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 november 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen geld verbeurd zal worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 06 juli 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene], in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,61 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 8,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 6 juli 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verkocht aan [betrokkene] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en
hij op 6 juli 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,61 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 8,96 gram van een materiaal bevattende cocaïne zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 6 juli 2008 een hoeveelheid cocaïne en heroïne aanwezig gehad en heeft een kleine hoeveelheid cocaïne verkocht aan een ander. Cocaïne en heroïne zijn stoffen waarvan het gebruik een bedreiging vormt voor de volksgezondheid, en waarvan dit gebruik bovendien gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte hieraan een bijdrage geleverd.
Voorts is in aanmerking genomen het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen, doch sinds het bewezen verklaarde feit geen strafbare feiten heeft gepleegd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een voorlichtingsrapport van Tactus verslavingszorg d.d. 22 oktober 2008. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte in het verleden sprake is geweest van excessief gebruik van cocaïne. In die tijd verkeerde verdachte in een kring waarin dit gebruik, evenals daarmee gerelateerde criminaliteit, de norm was. Verdachte heeft zich hieraan evenwel weten te onttrekken en heeft zijn leven een andere inhoud gegeven. Hij heeft werk, een relatie en heeft zijn contacten met zijn familie verbeterd. Zijn verslaving is volledig in remissie.
Tactus heeft geconcludeerd dat verdachte geen oplossing voor zijn financiële problemen zag en vervolgens opvallend snel is teruggevallen in zijn oude gedrag. Verdachte is zich daarvan bewust en realiseert zich dat hij niet alleen veel heeft opgebouwd, maar ook veel heeft te verliezen. Tactus adviseert om verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Alhoewel de door de politierechter opgelegde straf in beginsel passend en geboden is, zal het hof afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe wordt overwogen dat ter zitting bevestiging van het door Tactus geschetste beeld is verkregen. Ten einde te voorkomen dat de door verdachte ingeslagen weg wordt doorkruist door een detentie zal het hof - conform de vordering van de advocaat-generaal - volstaan met het opleggen van een taakstraf van hierna te bepalen duur. Het hof ziet aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen ten einde de wenselijk geachte begeleiding door de reclassering te realiseren.
Verbeurdverklaring
Met betrekking tot het in beslag genomen geld is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat dit toebehoort aan de verdachte en dat het geld betreft met betrekking tot hetwelk het bewezen verklaarde feit is begaan.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten verbeurdverklaring van voornoemd geld passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd:
Geld Nederlands 35 Euro.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. D.J. de Vos als griffier.