ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2770

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.075.386/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in afstammingszaak met internationale elementen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 14 april 2011, gaat het om de erkenning van drie minderjarige kinderen door [man A] en de juridische status van deze erkenning. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 19 juli 2010 bepaald dat de erkenning van de kinderen door [man A] nietig was. De moeder van de kinderen, samen met de minderjarigen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat [man B], de biologische vader van de kinderen, niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting van 3 maart 2011, waardoor zijn recht op verdediging in het geding was. Het hof heeft besloten dat [man B] opnieuw moet worden opgeroepen via de Centrale Autoriteit in Turkije, waar hij verblijft. Tevens heeft het hof geoordeeld dat er een bijzondere curator benoemd moet worden voor de minderjarigen, zoals voorgeschreven in artikel 1:212 BW, om hun belangen in deze afstammingszaak te waarborgen. De bijzondere curator, mr. M.E. Roorda-Beeker, is benoemd en de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op 27 oktober 2011. Het hof heeft de betrokken partijen, waaronder de moeder, de minderjarigen, de officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand, opgeroepen voor deze zitting. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de afstamming en erkenning van de kinderen, en de rol van de bijzondere curator is cruciaal in het beschermen van hun belangen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 14 april 2011
Zaaknummer 200.075.386
HET GERECHTSHOF ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [kind 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 1],
3. [kind 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 2],
4. [kind 3],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [kind 3],
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de moeder en de minderjarigen,
advocaat mr. C.F. Roza, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
de Officier van Justitie in het arrondissement Zwolle,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de officier van justitie,
Belanghebbenden:
1. de Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle,
zetelend te Zwolle,
hierna te noemen: de ambtenaar,
2.[man A],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [man A],
3. [man B],
wonende te [woonplaats] (Turkije),
hierna te noemen: [man B].
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 19 juli 2010 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, bepaald dat de door [man A] gedane erkenning van [kind 1], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zwolle, [kind 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zwolle, en [kind 3], geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zwolle, nietig is. Voorts heeft de rechtbank de ambtenaar gelast de latere vermeldingen van de geboorteakten met betrekking tot [kind 1], [kind 2] en [kind 3] betreffende erkenning en vaststelling vaderschap door te halen en te verbeteren in die zin dat [man B] als vader van de minderjarigen wordt vermeld.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 11 oktober 2010, hebben appellanten verzocht de beschikking van 19 juli 2010 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek om nietigverklaring van de erkenning van de minderjarige kinderen af te wijzen.
Van de officier van justitie is geen verweerschrift binnengekomen. Ook van [man B] is geen verweerschrift binnengekomen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 22 november 2010, heeft de ambtenaar het verzoek bestreden.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
8 november 2010 met bijlagen van mr. Roza en een faxbericht van 17 februari 2011 van de officier van justitie.
Ter zitting van 3 maart 2011 is de zaak behandeld. Verschenen zijn mevrouw
K. Bisschop en mevrouw M. van de Streek-van der Linden, beiden ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle. Met kennisgeving zijn de moeder, [kind 1], [kind 2], [kind 3], mr. Roza, de officier van justitie en [man A] niet verschenen. Voorts was [man B] niet aanwezig.
De beoordeling
Nagekomen stuk
1. Op 3 maart 2011 is na de behandeling van de zaak ter zitting van het hof op de griffie van het hof binnengekomen een brief van 21 februari 2011 van de Centrale Autoriteit in Turkije met daarbij gevoegd de betekening van het beroepschrift aan [man B].
De vaststaande feiten
2. De moeder is op 26 mei 1999 met [man B] gehuwd. Op 18 november 2009 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Op 26 mei 2010 is zij gehuwd met [man A].
3. In de Akte van geboorte met nummer [nr 1] staat vermeld dat op [geboortedatum] is geboren [kind 1]. Als moeder wordt vermeld [naam moeder]. De aangifte van de geboorte is op 6 juli 2004 gedaan door [man A]. Op 27 juli 2005 is een akte Latere vermelding betreffende erkenning, nummer [nr 2], opgemaakt. Op die akte is vermeld dat [man A] met toestemming van de moeder [kind 1] heeft erkend. Als vervolgblad 2, ref. [nr 3], is opgenomen de Latere vermelding betreffende een verbetering met toestemming van de officier van justitie van 24 oktober 2005. Hierin wordt vermeld dat de geslachtsnaam van [kind 1] en de moeder is gewijzigd in [acht[achternaam moeder] en dat de voornaam van de moeder is gewijzigd in [voornaam moeder]. Op 4 januari 2007 is vervolgblad 3, ref. [nr 4], betreffende vaststelling vaderschap opgemaakt. Daarop is vermeld dat bij uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 september 2006 is vastgesteld dat [man A] de vader van [ki[kind 1] is en dat is gekozen voor de geslachtsnaam [achternaam man A]. Ten slotte is op vervolgblad 4, ref. [nr 5], opgemaakt op 14 december 2009, de voornaam van de moeder ambtshalve gewijzigd in [voornaam moeder].
4. In de Akte van geboorte met nummer [nr 6] staat vermeld dat op [geboortedatum] is geboren [kind 2] [achternaam moeder]. Als moeder wordt vermeld [naam moeder]. Als vader wordt vermeld [man A]. De aangifte van de geboorte is op
18 april 2006 gedaan door [man A]. Op 18 april 2006 is tevens een akte Latere vermelding betreffende erkenning, nummer [nr 7], opgemaakt. Op die akte is vermeld dat [man A] met toestemming van de moeder [kind 2] heeft erkend. Als vervolgblad 2, ref. [nr 8], is opgenomen de Latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam kind. Hierin wordt vermeld dat de geslachtsnaam van [kind 2] bij Koninklijk Besluit van 4 juli 2007, nummer [nr 10], is gewijzigd in [achternaam man A]. Ten slotte is op vervolgblad 3, ref. [nr 9], opgemaakt op
14 december 2009, de voornaam van de moeder ambtshalve gewijzigd in [voornaam moeder].
5. In de Akte van geboorte met nummer [nr 11] staat vermeld dat op [geboortedatum] is geboren [kind 3] Abdallah. Als moeder wordt vermeld [naam moeder]. Als vader wordt vermeld [man A]. De aangifte van de geboorte is op
16 april 2008 gedaan door [man A]. Op 16 april 2008 is tevens een akte Latere vermelding betreffende erkenning, nummer 0528, opgemaakt. Op die akte is vermeld dat [man A] met toestemming van de moeder [kind 3] heeft erkend. Op vervolgblad 2, ref. [nr 12], opgemaakt op 14 december 2009, de voornaam van de moeder ambtshalve gewijzigd in [voornaam moeder].
6. Bij verzoeken van 22 april 2010 heeft de officier van justitie naar aanleiding van de brief van 12 april 2010 van de ambtenaar verzocht de latere vermeldingen betreffende erkenning met betrekking tot de minderjarigen en vaststelling vaderschap met betrekking tot [kind 1] door te halen en te verbeteren dat de vader van de minderjarigen is [man B], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], Turkije, en dat de geslachtsnaam van de minderjarigen [achternaam man B] is.
7. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op die verzoeken beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De moeder en de minderjarigen hebben tegen die beslissingen hoger beroep ingesteld.
De overwegingen
De geldigheid van de oproep
8. Uit het dossier blijkt dat [man B] geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft. Van hem is echter wel een adres bekend in Turkije. Gelet daarop dient [man B] overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag 1965 via de Centrale Autoriteit in Turkije in het bezit te worden gesteld van het beroepschrift en voor de behandeling van de zaak te worden opgeroepen.
9. Bij brief van 3 november 2010 is het beroepschrift van de moeder en de minderjarigen via de Centrale Autoriteit in Turkije aan [man B] verzonden. Daarbij is [man B] voorts een termijn van drie weken na betekening van het beroepschrift gegeven om een verweerschrift in te dienen. Bij de hiervoor onder 'Nagekomen stuk' vermelde brief van 21 februari 2011 is de betekening van het beroepschrift aan [man B] teruggestuurd naar de griffie van het hof. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat het beroepschrift op 5 januari 2011 aan [man B] in persoon is betekend, zodat de verweertermijn van drie weken op 5 januari 2011 is aangevangen.
10. Bij brief van 31 januari 2011 is de oproep voor de behandeling van de onderhavige zaak op 3 maart 2011 ter betekening aan [man B] naar de Centrale Autoriteit in Turkije gestuurd. Voorafgaande aan de zitting heeft het hof geen bericht ontvangen waaruit kan blijken dat de oproep tijdig aan [man B] is betekend. Weliswaar zijn de stukken met betrekking tot de oproep voor de behandeling van de zaak gevoegd bij de op 3 maart 2011 op de griffie van het hof ontvangen brief van de Centrale Autoriteit in Turkije, maar gelet op de datum van de betekening aan [man B], zijnde 5 januari 2011, kan die betekening geen betrekking hebben op de oproep voor de zitting van 3 maart 2011. De oproep voor die zitting is immers eerst op 31 januari 2011 naar de Centrale Autoriteit in Turkije verzonden.
11. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [man B] niet op juiste wijze is opgeroepen voor de zitting van 3 maart 2011. Nu [man B] voorts niet aanwezig was bij de behandeling van de zaak op 3 maart 2011, zal het hof [man B] alsnog in de gelegenheid stellen ter zitting van het hof te verschijnen, door hem opnieuw via de Centrale Autoriteit in Turkije op het van hem bekende adres in Turkije op te roepen voor een nadere terechtzitting. Ook de moeder, [kind 1], [kind 2], [kind 3],
mr. Roza, de officier van justitie, [man A] en de Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle zullen worden opgeroepen voor die nadere zitting.
De bijzondere curator
12. Artikel 1:212 BW schrijft voor dat het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, in zaken van afstamming vertegenwoordigd wordt door een bijzondere curator, daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist.
13. Het hof constateert dat de rechtbank ten behoeve van de minderjarige appellanten geen bijzondere curator heeft benoemd, terwijl de procedure een zaak van afstamming, immers de nietigheid van de erkenning door [man A], betreft.
14. Door benoeming van een bijzondere curator gedurende de procedure in hoger beroep wordt naar het oordeel van het hof tevens het ontbreken van zodanige benoeming voor de reeds gevoerde procedure in eerste aanleg gezuiverd.
15. Ook in het vorenstaande ziet het hof aanleiding de zaak aan te houden, teneinde een bijzondere curator te benoemen. De bijzondere curator dient te worden opgeroepen voor de behandeling van de zaak op de nader te bepalen zitting.
Slotsom
16. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
benoemt over de minderjarigen [kind 1], [kind 2] en [kind 3] als bijzondere curator mr. M.E. Roorda-Beeker, kantoorhoudende te Zwolle, telefoonnummer [telefoonnummer];
verzoekt de griffie van het hof de bijzondere curator in het bezit van de stukken te stellen;
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op 27 oktober 2011 om 11:30 uur;
bepaalt dat [man B] via de Centrale Autoriteit in Turkije voor de nadere mondelinge behandeling zal worden opgeroepen door de griffier, onder gelijktijdige toezending van een kopie en een vertaling van deze beschikking;
bepaalt dat de moeder, [kind 1], [kind 2], [kind 3], mr. Roza, de bijzondere curator, de officier van justitie, [man A] en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zwolle zullen worden opgeroepen voor de nadere terechtzitting.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, voorzitter, M.P. den Hollander en K.R. Kuiken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2011 in bijzijn van de griffier.