ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2590

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002412-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte in de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 opzettelijk hennepplanten had geteeld en elektriciteit had afgetapt van de NUON. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en diefstal. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot het eerdere vonnis te vernietigen en legde een werkstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof achtte de opgelegde straf passend en noodzakelijk, gezien de maatschappelijke impact van de feiten en het gevaar dat het afnemen van elektriciteit met zich meebracht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002412-09 (strafzaak)
Parketnummer eerste aanleg: 07-601020-08
Arrest van 21 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van feit 1 en 2 zal veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 te [plaats] meermalen, althans eenmaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) (telkens) ongeveer 40, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de NUON, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 te [plaats] meermalen telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand aan het [adres] een hoeveelheid van telkens ongeveer 40 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan de NUON.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
diefstal.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 6 maart 2007 tot en met 6 maart 2008 schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door het telen van hennepplanten in (de garage van) zijn woning. Hij heeft voor het geldelijk gewin een stof geproduceerd die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. Daarbij heeft verdachte in dezelfde periode buiten de meter om elektriciteit afgetapt ten behoeve van de hennepkwekerij. Het op deze wijze betrekken van elektriciteit is ook maatschappelijk gezien zeer laakbaar, onder meer vanwege het gevaar voor het ontstaan van brand.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 februari 2011, waaruit ten voordele van verdachte blijkt dat hij niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier.
`