ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2587

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002413-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1978, had een hennepkwekerij ingericht en werd eerder door de politierechter veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.300,- aan de Staat ter ontneming van het voordeel. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 7.300,-. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 7.333,20. Dit bedrag is gebaseerd op een rapport van de politie waarin het aantal oogsten werd geschat op vier, ondanks het verweer van de raadsvrouw van de veroordeelde die stelde dat er slechts twee oogsten waren geweest. Het hof oordeelde dat de onderbouwing van de politie overtuigend was en dat de omstandigheden die door de raadsvrouw werden aangevoerd niet tot een ander oordeel nopen. Het hof heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om het vastgestelde bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002413-09 (ontneming)
Parketnummer eerste aanleg: 07-601020-08
Arrest van 21 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 september 2009, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormelde beslissing, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 16 september 2009 van voormelde politierechter in de strafzaak met parketnummer 07-601020-08, het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 7.300,- en hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vaststelt op € 7.300,- en veroordeelde de verplichting zal opleggen dit bedrag te betalen aan de Staat, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof (parketnummer 24-002412-09) ter zake van (onder 1.) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en (onder 2.) diefstal veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Het hof heeft zich voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de rapporteur [verbalisant], brigadier van Politie Flevoland, Divisie Recherche, Financiële Recherche Dienst d.d. 25 april 2008. In dit rapport is op grond van het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, Standaardberekening en normen van het BOOM" van april 2005 berekend dat door de veroordeelde, na aftrek van kosten, die het hof niet onredelijk voorkomen, een voordeel is behaald van € 13.450,24.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat er minder oogsten hebben plaatsgevonden dan het aantal waarop de berekening in het Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij is gebaseerd, namelijk twee oogsten in plaats van de in het rapport genoemde vier oogsten. Ter onderbouwing van dit standpunt voert de raadsvrouw aan dat uit het door NUON ingestelde onderzoek is gebleken dat er in de woning van veroordeelde een hennepplantage was ingericht van juni 2007 t/m maart 2008. Er hebben in die periode geen vier oogsten kunnen plaatsvinden. Voorts voert de raadsvrouw aan dat haar cliënt een langere periode nodig had tussen het oogsten en het opnieuw installeren van de kwekerij dan de week waar in het rapport vanuit wordt gegaan. Gelet op die omstandigheden dient het bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel naar beneden te worden bijgesteld, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dat verweer. In het hierboven genoemde rapport van 25 april 2008 wordt, onder verwijzing naar onder meer de ter plaatse aangetroffen vervuiling, de aanwezigheid van droogrekken, de aanwezige kalk- en algenafzetting, de aangetroffen kweekresten en de laag stof op de gebruikte materialen, en naar de door verdachte tegenover de politie afgelegde verklaring over het tijdstip van het opzetten van de kwekerij, gemotiveerd onderbouwd dat er vier oogsten zijn geweest. Deze onderbouwing is overtuigend. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden, die deels niet zijn onderbouwd, nopen niet tot een ander oordeel. Derhalve gaat het hof uit van vier oogsten en zal het hof het hierboven genoemde bedrag om die reden niet naar beneden bijstellen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de veroordeelde de vordering van NUON d.d. 20 maart 2008 ten bedrage van € 6.117,04 heeft voldaan. Het hof zal dit bedrag als additionele aftrekpost toewijzen. Dit leidt tot de volgende schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
Berekening voordeel rapport: € 13.450,24
Vordering NUON: € 6.117,04 -
Totaal: € 7.333,20
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 7.333,20 euro.
Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van zevenduizend driehonderddrieëndertig euro en twintig eurocent;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van zevenduizend driehonderddrieëndertig euro en twintig eurocent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier.