ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2018

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002593-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een bromfiets met werkstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van diefstal van een bromfiets, merk Gilera, die toebehoorde aan [benadeelde]. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, en de benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte schuldig zou verklaren en hem zou veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, alsook de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.517,50 zou toewijzen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en heeft de verdachte strafbaar verklaard.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft besloten om een werkstraf van 60 uren op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede omdat de verdachte spijt had betuigd en niet opnieuw in de gevangenis wilde belanden. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, en de verdachte werd ook veroordeeld in de kosten van het geding. Het hof heeft daarnaast een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, waarbij de proeftijd met een jaar werd verlengd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002593-10
Parketnummers eerste aanleg: 07-136753-10 en 07-400323-08 (tul)
Arrest van 20 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, heeft daarbij een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 1.517,50 en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 september 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden gedeeltelijk ten uitvoer zal leggen, met dien verstande dat 1 maand gevangenisstraf zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 60 uren en dat ten aanzien van de resterende maand gevangenisstraf de proeftijd met 1 jaar verlengd zal worden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Gilera), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 4 juli 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Gilera), toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bromfiets. Door zo te handelen heeft verdachte geen blijk gegeven van respect voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2011. Daaruit is gebleken dat verdachte vaker is veroordeeld wegens (soortgelijke en andere) strafbare feiten.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij in een andere hem betreffende zaak 6 weken gevangenisstraf heeft uitgezeten. Hij heeft aangegeven dat nooit weer te willen meemaken omdat hij daarmee zijn woning, werk en zijn vriendin zal kwijtraken. Verdachte heeft voorts naar voren gebracht spijt te hebben van zijn handelen.
De door verdachte naar voren gebrachte omstandigheden zijn voor het hof - met de advocaat-generaal - aanleiding af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de bovenvermelde persoonlijke omstandigheden acht het hof een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Daarom duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Zoals blijkt uit het voegingsformulier benadeelde partijen in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van schade tot een bedrag van € 1517,50. Vaststaat dat door het bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte ten opzichte van genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet weersproken. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot voormeld bedrag.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Tenuitvoerlegging (07-400323-08)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 september 2009 met parketnummer 07-400323-08, is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 17 september 2009. Op die datum is de proeftijd eveneens ingegaan. De officier van justitie heeft op 20 juli 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande een gedeeltelijke tenuitvoerlegging - te weten 1 maand - van voormelde gevangenisstraf gelasten, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze straf te geven, een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis zal gelasten. Voorts zal het hof ten aanzien van het deel dat niet ten uitvoer wordt gelegd - te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand - de vordering afwijzen en de proeftijd verlengen met een termijn van 1 jaar.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14f, 14g, 22c, 22d, 36f, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend vijfhonderdzeventien euro en vijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijfhonderdzeventien euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast, in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden - te weten 1 maand gevangenisstraf -, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 2 september 2009, parketnummer 07-400323-08, de tenuitvoerlegging van een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst af de vordering tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden - te weten 1 maand gevangenisstraf -, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 2 september 2009 (parketnummer 07-400323-08);
verlengt de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd met 1 jaar.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.