Parketnummer: 24-001652-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-440237-08
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. Ph.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en een maatregel, en heeft voorts op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van vijfhonderdacht euro en tachtig cent en dat het hof een schadevergoedingsmaatregel tot dit bedrag zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] met een bierflesje, alhans een hard voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), met een bierflesje, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 19 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] met een bierflesje tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een poging tot zware mishandeling van [benadeelde]. Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict een oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde] en heeft hem lichamelijk letsel, te weten onder meer een snijwond in het gelaat, en pijn toegebracht. De ernst van het door de verdachte begane delict komt onder meer tot uitdrukking in de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde].
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 januari 2011 blijkt dat hij al eerder, maar ook na de onderhavige veroordeling door de eerste rechter voor agressieve delicten is veroordeeld.
Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Het hof ziet in hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd aanleiding om aan te nemen dat verdachte na het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn leven inmiddels behoorlijk op de rails heeft. Hij heeft een baan en komt recentelijk niet meer met justitie in aanraking.
Voor het opleggen van een geldboete ziet het hof vanwege de ernst van het bewezenverklaarde feit in samenhang met de documentatie van verdachte geen ruimte.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit oogpunt van normhandhaving en met het oog op speciale preventie, alsmede ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat de straf die is gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van een eveneens nader te noemen duur.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde] zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het geding in eerste aanleg, dat de vordering van [benadeelde] in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat [benadeelde] zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het primair bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Het hof begroot die schade op een bedrag van € 508,80, bestaande uit € 8,80 reiskosten en € 500,00 ter zake van immateriële schade. Derhalve kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof zal het overige deel van de vordering afwijzen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 508,80 die door het onder primair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderd dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderdacht euro en tachtig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2008 tot aan de dag van algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdacht euro en tachtig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2008 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.