ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1627

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001054-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gekwalificeerde diefstal van een geldbedrag van de ex-partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal van een geldbedrag van haar ex-partner. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf en was de vordering van de benadeelde partij toegewezen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis, en dat de vordering van de benadeelde partij volledig zou worden toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel van € 3.614,58, subsidiair 46 dagen hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente] een geldbedrag heeft weggenomen dat toebehoorde aan de benadeelde partij, door gebruik te maken van een valse sleutel. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. De straf is gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft besloten om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, omdat de verdachte na het plegen van de feiten niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.

De benadeelde partij had zijn vordering in eerste aanleg geheel toegewezen gekregen, en het hof heeft deze vordering in hoger beroep integraal toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot het betalen van het schadebedrag aan de benadeelde partij, en het hof heeft tevens de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat indien de vordering niet wordt voldaan. Het arrest is ondertekend door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001054-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-062977-09
Arrest van 15 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. G.J. van Kammen, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel, en heeft voorts op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren, subsidiair veertien dagen hechtenis, dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] geheel zal toewijzen, en dat het hof aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot een bedrag van drieduizend zeshonderdveertien euro en achtenvijftig cent, subsidiair zesenveertig dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, opzettelijk (een) geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder/bezitter van een bankpas van [benadeelde], waarmee dat/die geldbedrag(en) kon(den) worden overgemaakt en/of gepind, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
zij op 25 juni 2009 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 25 juni 2009 zonder toestemming met de pinpas van [benadeelde] in diens woning door middel van internetbankieren, een bedrag van € 3.614,58 van diens bankrekening weggenomen. Door het plegen van dit feit heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, maar heeft zij haar ex-partner ook financiële schade berokkend.
Voorts blijkt uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2011, dat zij reeds vaker is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Op grond van het vorenstaande acht het hof - in beginsel - de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden.
Omdat uit voormeld uittreksel ook volgt dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet wederom met justitie in aanraking is geweest ter zake van het plegen van recentere strafbare feiten, lijkt het erop dat verdachte een andere - positieve - weg is ingeslagen, hetgeen zij ter terechtzitting ook heeft betoogd.
Alles afwegende acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van achtentwintig uren, subsidiair veertien dagen hechtenis, een passende bestraffing en zal die straf aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij [benadeelde]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich ter zake van ten laste gelegde feit in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het primair bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte heeft dit niet betwist.
De benadeelde partij heeft de hoogte van de gevorderde schade deugdelijk gesteld en onderbouwd. Deze vordering kan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - integraal worden toegewezen tot een totaal bedrag van
€ 3.614,58.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldprimair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van achtentwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend zeshonderdveertien euro en achtenvijftig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend zeshonderdveertien euro en achtenvijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zesenveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. F.R. Vermeer buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.