Omzetcorrectie
4.5. Met betrekking tot de onderhavige aanslag heeft belanghebbende in de hogerberoepsfase een vermogensvergelijking overgelegd. Op grond hiervan concludeert belanghebbende dat in 2003 door haar geen omzet is verzwegen.
4.6. In zijn verslag van bevindingen van 4 januari 2011 heeft de Inspecteur geconcludeerd dat de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende opgestelde vermogensvergelijking over het jaar 2003 afhankelijk is van het accepteren van het bewijs van een in 2003 aan belanghebbende verstrekte lening van € 50.000. De Inspecteur heeft ernstige bedenkingen geuit tegen het door belanghebbende in dat kader geleverde bewijs. Daarnaast heeft de Inspecteur kanttekeningen geplaatst bij de verklaringen van belanghebbende over de herkomst van door haar verrichte kasstortingen.
4.7. Ten aanzien van de lening van € 50.000 van Stichting A heeft de Inspecteur gesteld dat er weliswaar een leningsovereenkomst is overgelegd en een bankafschrift, waaruit is op te maken dat op 11 april 2003 door ‘Stichting A’ € 50.000 onder de noemer ‘lening’ aan belanghebbende in privé is overgemaakt, maar dat Stichting A niet op het in de leningsovereenkomst opgegeven adres kan worden getraceerd, dat de herkomst van de gestorte middelen niet duidelijk is en dat op geen enkele wijze is komen vast te staan wat er met de gestorte gelden is gebeurd. Niet duidelijk is – aldus de Inspecteur - of, en zo ja wanneer en met welke middelen, op de lening is afgelost. Bovendien is in de leningsovereenkomst van 11 april 2003 opgenomen dat de lening vóór 15 juni 2003 hypothecair moet zijn ingeschreven. Van een dergelijke inschrijving is niets gebleken. De Inspecteur sluit niet uit dat de gestorte gelden afkomstig zijn van niet-verantwoorde omzet en dat, wanneer wel sprake zou zijn van een lening, toch niet kan worden uitgesloten dat van niet-verantwoorde omzet is ‘geleefd’, aangezien het verloop van de lening hem volstrekt onduidelijk is.
4.8. Belanghebbende heeft ten aanzien van het bestaan van de lening naar de overgelegde leningsovereenkomst en het bankafschrift verwezen en heeft verklaard dat op de lening in 2003 niet is afgelost.
4.9. De Inspecteur heeft in zijn verslag van bevindingen tevens opgemerkt dat in 2003 tot een bedrag van € 30.475 aan kasstortingen op de bank- en girorekeningen van belanghebbende zijn verricht waarvan de herkomst niet direct duidelijk te achterhalen is.
4.10. Belanghebbende heeft in dit verband opgemerkt dat zij naar aanleiding van het boekenonderzoek van de Belastingdienst alle beschikbare middelen - waaronder een in 2002 verstrekt basisstipendium - van de bank heeft opgenomen en in kas heeft gehouden en dat zij vervolgens, wanneer in verband met de door de banken verleende kredietfaciliteiten een tekort dreigde, vanuit deze kasgelden bankstortingen heeft verricht.
4.11. De Inspecteur heeft erkend dat belanghebbende kasopnamen heeft gedaan en substantiële bedragen in kas heeft gehouden. Niettemin heeft hij bij de verklaringen van belanghebbende inzake de kasstortingen van in totaal € 30.475 onder meer de volgende kanttekeningen geplaatst: (1) in sommige gevallen zijn stortingen gedaan op het moment dat er geen overschrijding van de kredietlimiet aan de orde was, (2) tussen de opnames en stortingen zit in een groot aantal gevallen een tijdsverloop van één of meer dagen, (3) onduidelijk is waarom belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van girotel waarover zij beschikte; het overboeken van de ene girorekening naar de andere girorekening om een saldo aan te zuiveren is eenvoudiger dan door middel van contante opnames en stortingen en (4) er is sprake van veel contante opnamen en stortingen, terwijl uit de administratie blijkt dat de meeste opdrachtgevers van belanghebbende per bank betaalden.
4.12. Desgevraagd heeft de Inspecteur ter zitting verklaard dat niet kan worden uitgesloten dat zowel de in 4.7 genoemde lening van € 50.000 als de totale kasstortingen tot een bedrag van € 30.475 afkomstig zijn uit ‘zwarte’ omzetten, en dat hij daarom het standpunt inneemt dat ten aanzien van de gecorrigeerde extra omzet van € 54.812 sprake is van door belanghebbende verzwegen omzet.
4.13. In dit verband zij eraan herinnerd dat op belanghebbende de last rust overtuigend aan te tonen dat de correcties van de Inspecteur onjuist zijn. Gelet op de door de Inspecteur opgeworpen punten met betrekking tot de lening en de kasstortingen en belanghebbendes reactie daarop is zij hierin naar het oordeel van het Hof niet geslaagd. Hetgeen belanghebbende dienaangaande heeft aangevoerd is van onvoldoende gewicht voor de conclusie dat zij overtuigend heeft aangetoond dat ten aanzien van de gecorrigeerde omzet geen sprake is van niet door haar verantwoorde omzet. Aangetekend hierbij zij nog dat belanghebbende ervan heeft afgezien de opgenomen kasgelden te administreren, zulks echter ten onrechte. De opgenomen gelden behoorden immers, ook na opname van de bankrekening, tot het vermogen van de onderneming van belanghebbende, zodat belanghebbende ook ten aanzien van de kasgelden administratieplichtig was en bleef.