ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1019

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000713-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het besturen van een brommobiel ondanks ontzegging van rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor het besturen van een brommobiel op 2 juli 2009, terwijl hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen was ontzegd. De ontzegging was opgelegd bij arrest van 27 maart 2000 en betekend op 26 maart 2002. De verdachte stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de ontzegging was afgelopen op het moment van zijn aanhouding. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 15 oktober 2010 en 29 maart 2011 is het hof tot de conclusie gekomen dat niet overtuigend kon worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten weten dat hij de brommobiel niet mocht besturen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van een maand, maar het hof oordeelde dat de bewijsvoering tekortschiet. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de kennis en wetenschap van de verdachte met betrekking tot zijn rijbevoegdheid.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000713-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-490311-09
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting van 15 oktober 2010 verschenen, maar niet ter terechtzitting van
29 maart 2011. Wel verschenen op laatstgenoemde zitting is mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, raadsman van verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 15 oktober 2010 en 29 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 02 juli 2009 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (brommobiel), heeft bestuurd.
Vrijspraak
Aan verdachte wordt verweten dat hij op 2 juli 2009 een brommobiel heeft bestuurd, terwijl hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen was ontzegd, hetgeen hij wist of althans redelijkerwijs had moeten weten.
Het hof heeft vastgesteld dat het een ontzegging van de rijbevoegdheid betreft voor de duur van vijf jaren, die hem bij arrest van 27 maart 2000 is opgelegd en voorts dat de betreffende uitspraak op 26 maart 2002 aan verdachte in persoon is betekend. Vanwege een reeds lopende ontzegging ingevolge een andere rechterlijke uitspraak zou de onderhavige ontzegging ingaan op 2 februari 2004 en eindigen op 30 januari 2009, derhalve enkele maanden vóór de aanhouding van verdachte, die tot de onderhavige vervolging heeft geleid.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof van 15 oktober 2010 naar voren gebracht dat op 30 januari 2009 een mededeling naar de penitentiaire inrichting, waar verdachte op dat moment verbleef, is gezonden, inhoudende dat de looptijd van
de onderhavige ontzegging in verband met diverse detenties was verschoven van
30 januari 2009 naar 25 oktober 2010. Op voornoemde terechtzitting heeft verdachte daartegen ingebracht dat hij, bij zijn aanhouding op 2 juli 2009, in de veronderstelling verkeerde dat de betreffende ontzegging "erop zat". Hij zou zelfs doende zijn met het behalen van een rijbewijs.
De advocaat-generaal heeft daarop gerequireerd tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Door de raadsman is het een en ander ter verdediging aangevoerd.
Het hof heeft daarop het onderzoek gesloten en op 29 oktober 2010 (tussen)arrest gewezen, waarbij het onderzoek werd heropend. In bedoeld tussenarrest is de advocaat-generaal gelast om nadere informatie te verschaffen over de aanvang en de duur van de lopende rijontzegging ten tijde van de betekening van het arrest van 27 maart 2000 alsmede de grondslag daarvan. Voorts is de advocaat-generaal bevolen om de periodes waarin verdachte gedurende de looptijd van de onderhavige ontzegging gedetineerd is geweest in kaart te brengen.
Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal slechts ten dele heeft voldaan aan de door het hof gegeven bevelen, hetgeen in de weg staat aan een zorgvuldige beoordeling van de zaak. Voorts kan niet worden vastgesteld of de mededeling over de gewijzigde looptijd van de onderhavige ontzegging verdachte destijds daadwerkelijk heeft bereikt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat niet (overtuigend) is vast te stellen dat verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten weten, dat, toen hij op 2 juli 2009 op een brommobiel reed, hem dat krachtens een ruim negen jaar eerder gegeven verbod niet was toegestaan.
Het hof acht daarom niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. H.K. Elzinga, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.