parketnummer: 24-001719-10
parketnummer eerste aanleg: 07-696183-10
Arrest van 12 april 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op enig tijdstip op of omstreeks de periode van 05 januari 2010 tot en met 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een telefoon (merk Samsung) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een telefoon van het merk Samsung. Vast staat dat die telefoon een van misdrijf, te weten diefstal, afkomstig goed is. Ter zake van bedoelde diefstal is aangifte gedaan door [slachtoffer], terwijl de telefoon door verdachte is verkocht aan een klasgenoot.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijsproken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bedoelde telefoon van misdrijf afkomstig was.
Hierover overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij in Almere op straat is aangesproken door een hem onbekende jongen die hem een telefoon te koop heeft aangeboden. De verdachte heeft deze aanbieder omschreven als een typische straatjongen - nader door de verdachte omschreven als iemand die vaak op straat (rond)hangt c.q. iemand die van het buitenleven houdt - van ongeveer zestien tot achttien jaren oud, die er - aldus verdachte - netjes c.q. netjes gekleed uit zag.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen naam, adres of telefoonnummer heeft (gevraagd) van deze hem onbekende aanbieder en dat hij bij deze aanbieder niet heeft geïnformeerd naar de oorspronkelijke aanschafprijs en de ouderdom van de aangeboden telefoon. De verdachte heeft tevens verklaard dat de telefoon hem werd aangeboden exclusief de daarbij behorende verpakking, papieren en oplader. De verdachte heeft tenslotte verklaard dat hij er drie keer over nagedacht heeft voordat hij tot de koop overging, dat hij er geen foute handeling in zag en dat hij de telefoon vervolgens op straat heeft gekocht van bedoelde aanbieder.
Het hof gaat uit van hetgeen de verdachte over de omstandigheden rond de aanschaf van de mobiele telefoon heeft verklaard, zoals hierboven weergegeven.
Gelet op die omstandigheden, te weten dat de verdachte bedoelde telefoon exclusief de daarbij behorende verpakking, papieren en oplader op straat aangeboden heeft gekregen en op straat heeft gekocht, de verdachte onbekend was met de identiteit van de aanbieder en geen persoonsgegevens van deze aanbieder heeft gevraagd teneinde hem naderhand te kunnen traceren, terwijl de aanbieder bij verdachte overkwam als een kennelijk minderjarige "typische straatjongen" en hij evenmin heeft geïnformeerd naar een aantal voor de koop en de koopprijs essentiële gegevens, te weten de oorspronkelijke aanschafprijs en de ouderdom van de aangeboden telefoon, in onderling verband en samenhang bezien, is de verdachte tekort geschoten in de onderzoeksplicht die bij een dergelijke transactie op hem rust en in de daarbij door hem te betrachten zorgvuldigheid. Het gegeven dat verdachte heeft nagedacht over de aankoop doet aan het vorenstaande niet af.
Daarbij speelt ook een rol dat de verdachte - blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2010 - eerder ter zake van schuldheling een transactie is aangeboden, hetgeen er naar het oordeel van het hof toe leidt dat in de gegeven omstandigheden een grote mate van zorgvuldigheid en voorzichtigheid van de verdachte mag worden verwacht.
Het hof is van oordeel dat het onder de genoemde omstandigheden boven redelijke twijfel verheven is dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de hem aangeboden telefoon van misdrijf afkomstig was.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op enig tijdstip in de periode van 5 januari 2010 tot en met 18 januari 2010 in de gemeente [gemeente] een telefoon, merk Samsung, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een vermogensdelict. Door het plegen van dit delict heeft de verdachte bijgedragen aan het instandhouden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2010, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit, doch wel een transactie heeft aangeboden gekregen ter zake een soortgelijk feit.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze door de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht en zoals deze uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 juli 2010 komt naar voren dat de verdachte redelijk goed lijkt te functioneren op verschillende leefgebieden en dat er, behalve het delictgedrag van de verdachte, geen zorgen zijn met betrekking tot de verdachte.
Op grond van het vorenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, acht het hof oplegging van de destijds door de kinderrechter opgelegde en thans door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf passend.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.