ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0769

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002238-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging in zaak betreffende het houden van honden en beschadigen van een dassenburcht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem op 8 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor twee feiten: het beschadigen van een dassenburcht en het houden van honden onder omstandigheden die in strijd zijn met het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste feit. De verdachte heeft ter zitting aannemelijk gemaakt dat hij de honden niet als waak- of heemhond heeft gehouden, waardoor het verbod van het Besluit niet van toepassing was. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het eerste feit en hem ontslagen van alle rechtsvervolging voor het tweede feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete, maar het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de voorwaarden waaronder honden mogen worden gehouden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002238-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-995058-07
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem onder 1 ten laste gelegde, het onder 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen een geldboete van € 300,- te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 t/m 6 juli 2007, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een aan of nabij de [straat] te [plaats] gelegen dassenburcht, heeft beschadigd, vernield en/of verstoord, door nabij de ingang en/of in de omgeving van die dassenburcht graaf- en/of snoeiwerkzaamheden te (laten) verrichten;
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 augustus 2007 t/m 16 september 2007 in de gemeente [gemeente], als eigenaar of gebruiker van een erf of ander terrein gelegen aan of nabij de [straat] en de [straat] te [plaats], daarop een of meer honden heeft gehouden, die aan een of meer kettingen of op andere wijze was/waren vastgelegd, terwijl (telkens) niet was voldaan aan de in artikel 2 van het "Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond" gestelde eisen, aangezien: - de ketting(en) niet kond(en) glijden langs een looplijn;
- de halsband(en een) prikkelhalsband(en) was/waren;
- op het terrein geen voor de hond(en) steeds bereikbaar vocht- en tochtvrij hok aanwezig was;
- geen zindelijke drinkbak met vers drinkwater voor de hond(en) aanwezig was.
Vrijspraak
Het hof acht op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een dassenburcht heeft beschadigd, vernield of verstoord, zodat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
verdachte op tijdstippen in de periode van 30 augustus 2007 t/m 16 september 2007 in de gemeente [gemeente], als eigenaar of gebruiker van een erf of ander terrein gelegen aan de [straat] en de [straat] te [plaats], daarop honden heeft gehouden, die aan kettingen waren vastgelegd, terwijl niet was voldaan aan de in artikel 2 van het "Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond" gestelde eisen, aangezien:
- de kettingen niet konden glijden langs een looplijn;
- de halsbanden prikkelhalsbanden waren;
- op het terrein geen voor de honden steeds bereikbaar vocht- en tochtvrij hok aanwezig was;
- geen zindelijke drinkbak met vers drinkwater voor de honden aanwezig was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Strafbaarheid
Op grond van artikel 1 van het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond is het de eigenaren of gebruikers van erven, landerijen of andere terreinen verboden daarop een hond te houden, die aan een ketting of op ander wijze is vastgelegd, indien niet is voldaan aan de in artikel 2 van het besluit gestelde eisen.
Deze verboden gelden op grond van artikel 6 van het Besluit niet, indien de houder van de hond aannemelijk maakt dat hij het dier niet houdt als waak- of heemhond.
Verdachte heeft ter zitting van het hof aannemelijk gemaakt dat hij de honden niet als waak- of heemhond heeft gehouden. Gelet hierop geldt het verbod van artikel 1 van genoemd Besluit hier niet, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte als voormeld onder 2 ten laste gelegde bewezen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dit feit niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. S. Zwerwer en mr. J.A.A.M. van Veen, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.