ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0536

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000426-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor bedreiging en vernieling. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij de verdachte ter terechtzitting verdedigt. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straffen als eerder opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging van een slachtoffer met woorden die duiden op geweld en het opzettelijk vernielen van een waterkoker en een kopje, toebehorende aan een instelling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de bedreiging heeft geuit en de vernieling heeft gepleegd. Het Salduz-verweer van de raadsman, dat de verklaring van de verdachte bij de politie uitgesloten moest worden van het bewijs, werd door het hof niet gehonoreerd, omdat de verklaringen niet voor het bewijs werden gebruikt.

Het hof heeft de verdachte als strafbaar aangemerkt en heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De opgelegde straffen zijn gelijk aan die van de eerste aanleg, met de toevoeging dat de gevangenisstraf voorwaardelijk is. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van veertig uren, met vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000426-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-603264-08
Arrest van 29 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat zij:
feit 1:
op of omstreeks 10 oktober 2008 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik doe haar wat aan" en/of "zij gaat er aan" en/of "je gaat eraan" en/of "ik doe je wat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2:
op of omstreeks 10 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een waterkoker en/of een kopje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] ([plaats]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Salduz-verweer
De raadsman heeft ter zitting van het hof met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit aangevoerd dat de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd van het bewijs moet worden uitgesloten. Verdachte is namelijk voorafgaand aan haar verhoor bij de politie niet gewezen op haar recht om een advocaat te raadplegen.
Nu het hof de verklaringen van verdachte niet voor het bewijs zal bezigen, kan bespreking van dit verweer achterwege blijven.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 10 oktober 2008 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik doe haar wat aan" en "Zij gaat er aan" en "Je gaat eraan" en "Ik doe je wat";
feit 2:
op 10 oktober 2008 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een waterkoker en een kopje, toebehorende aan [instelling] ([plaats]), heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, toen zij door een medewerkster van de instelling waar verdachte verbleef, werd aangesproken op haar kleding, bijzonder agressief gereageerd door bedreigingen te uiten aan het adres van de betreffende medewerkster en spullen stuk te gooien. Uit de aangifte blijkt dat de medewerkster - die in functie was - zich zeer bedreigd heeft gevoeld door het agressieve en intimiderende gedrag van verdachte.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 januari 2011 meermalen wegens geweldsdelicten is veroordeeld.
Het hof neemt tevens in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door haar raadsman ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gebracht.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf, die ook in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden. Met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof verdachte te stimuleren zich niet opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
legt op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. J. Dolfing en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.