ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0348

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000036-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling ter zake van straatroof met aanvulling en verbetering van gronden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor straatroof en had hoger beroep aangetekend. Het hof bevestigde de veroordeling, maar verbeterde en vulde de gronden aan, met uitzondering van de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de recidive van de verdachte, een hogere straf rechtvaardigden. De verdachte had samen met een mededader een slachtoffer bedreigd met een wapen en had het slachtoffer gestoken, wat leidde tot zowel fysiek als geestelijk letsel. Het hof oordeelde dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 38 maanden geëist, en het hof volgde deze eis. Het hof benadrukte dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat zijn recidive zorgwekkend was. De uitspraak werd gedaan in het kader van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. Het hof vernietigde de eerdere strafoplegging en legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000036-11
Parketnummer eerste aanleg: 07-660024-10
Arrest van 4 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 december 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.M. Breukink, advocaat te Almelo.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden en ten aanzien van het beslag de maatregel onttrekking aan het verkeer zal opleggen, de benadeelde partij niet ontvankelijk zal verklaren en de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van twee maanden, verdachte opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 29 april 2009, zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificaties en de strafbaarheid van de dader en de beslissingen ten aanzien van het inbeslaggenomene, de vordering van de benadeelde partij en de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/610822-08, alsmede de bij deze beslissingen gegeven motiveringen. Het hof zal het bestreden vonnis in zoverre met aanvulling en verbetering van gronden bevestigen.
Ten aanzien van de strafoplegging zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd om hierna te noemen redenen.
Verbetering en aanvulling bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat het bewijs ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde dient te worden aangevuld met de hierna opgenomen en uitgewerkte bewijsmiddelen, zodat ook het steken in de (onder)arm van [slachtoffer] wordt belegd.
1. Een proces-verbaal nr. [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt door
[verbalisant], inspecteur Regiopolitie Flevoland/Gooi & Vechtstreek, d.d. 25 januari 2010, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als verklaring van verbalisant:
Door mij werd een onderzoek ingesteld naar de kleding van aangever [slachtoffer]. Hierbij zag ik dat er scherprandige beschadigingen met sporen van bloed zichtbaar waren in/op de linkermouw van het slachtoffer.
2. Een 4-tal foto's, als bijlage gevoegd bij voormeld proces-verbaal, genummerd 18 tot en met 21, waarop is te zien:
scherprandige beschadigingen met sporen van bloed op de linkerboven- en linkerondermouw van de jas en trui van aangever [slachtoffer].
Het hof is van oordeel dat het bewijs ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde dient te worden verbeterd ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige].
In het vonnis van de rechtbank wordt onder punt 4.4. verwezen naar de verklaring van [getuige], zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2010, met in de voetnoot een verwijzing naar het politie proces-verbaal nr. [nummer].
Uit nadere informatie van de griffier van de rechtbank blijkt dat sprake is van een kennelijke vergissing. Voormelde getuige is niet ter terechtzitting gehoord maar alleen door de politie.
Het hof verbetert daarom het vonnis in dier voege dat als bewijsmiddel door de rechtbank is opgenomen de verklaring van [getuige] zoals afgelegd in het proces-verbaal nr. [nummer] (pagina 30 van het dossier nr. [nummer]).
Door de rechtbank is in het vonnis onder punt 4.1. als vaststaand feit opgenomen dat bij de straatroof een vuurwapen is gebruikt. Het hof vervangt het woord vuurwapen door het woord wapen, omdat sprake is van een luchtdrukwapen, gelijkend op een vuurwapen.1
Het hof is van oordeel dat het bewijs ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde dient te worden aangevuld met het hierna opgenomen en uitgewerkte bewijsmiddel, zodat ook dit feit voldoende wordt belegd.
3. Het proces-verbaal onder 1 voornoemd, inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van verbalisant:
Het wapen werd door mij, verbalisant, herkend als een luchtdrukwapen dat projectielen verschiet door middel van gecomprimeerd gas uit een container in het handvat van het wapen, een zogenaamd CO2 patroon. Het wapen was voorzien van de merkaanduiding Walther en typeaanduiding CP88.
Het wapen is zonder meer geschikt voor het be- of afdreigen van personen en is derhalve een wapen van de Categorie I, sub 7 van de Wet wapens en Munitie.2
De verbodsbepaling is geregeld in artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 19 januari 2010 heeft verdachte zich, samen met een ander, op de openbare weg schuldig gemaakt aan straatroof. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer daarbij bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte riep zijn mededader op om het slachtoffer te steken, wat zij daarna ook heeft gedaan, waardoor het slachtoffer een steekwond heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft ten gevolge van deze straatroof naast fysiek ook geestelijk letsel opgelopen.
Bewezenverklaard is ook dat hij op diezelfde dag een luchtdrukwapen voorhanden heeft gehad.
Handelen als dat van verdachte en zijn mededader heeft voor slachtoffers - in het algemeen - ernstige gevolgen. In casu is een willekeurig persoon op straat slachtoffer geworden van roof. Dit type delict tast het gevoel van veiligheid ernstig aan. Het slachtoffer heeft aangegeven hiervan nog (dagelijks) de gevolgen te ondervinden.
Het hof heeft voorts gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 7 maart 2011 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige straatroof tot vrijheidsstraffen en tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Het is een zorgelijke ontwikkeling dat verdachte desondanks blijft recidiveren.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zich binnen een maand na het beëindigen van de hem opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen heeft schuldig gemaakt aan een straatroof. Ook ten tijde van het ondergaan van voornoemde maatregel hebben er binnen de inrichting stevige ontsporingen plaatsgevonden.
Eveneens heeft het hof gelet op de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 19 november 2010, het rapport van
mr. drs. R.A. Sterken alsmede de rapportage van de Reclassering Nederland, waarin een zorgelijk (toekomst)beeld van verdachte wordt geschetst.
Het hof zal, alles afwegende, anders dan de rechtbank, en in overeenstemming met wat de advocaat-generaal heeft gevorderd, verdachte veroordelen tot na te noemen hogere gevangenisstraf.
Het hof vindt daartoe grond in de ernst van met name het onder 1 bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Het hof neemt bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf als uitgangspunt de oriëntatiepunten straftoemeting van dit hof. Deze vermelden voor delicten als het onderhavige feit 1, bij hanteren van een wapen en gebruik van geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 24 en 30 maanden.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat sprake is van medeplegen en relevante recidive, een verhoging van 40 % rechtvaardigt.
Het hof is van oordeel dat in dit kader het maatschappelijk belang prevaleert boven het belang van verdachte zodat het hof de door verdachte en zijn raadsvrouw aangevoerde persoonlijke omstandigheden in de bepaling van de hoogte van de straf niet zal laten meewegen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
Bevestigt met verbetering en aanvulling van gronden het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de strafoplegging;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de strafoplegging en in zoverre opnieuw recht doende;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot
gevangenisstraf voor de duur van achtendertig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier.