ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0332

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002542-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en vrijspraak van geweld bij ontdekking op heterdaad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor diefstal, maar is vrijgesproken van het ten laste gelegde geweld. Het hof oordeelt dat het geweld niet het gevolg was van een ontdekking op heterdaad, aangezien het slachtoffer wakker werd door het geweld. De verdachte heeft op 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wiet, autosleutels, een mobiele telefoon, een geldbedrag van € 30,- en een autoradiofrontje weggenomen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de plaats van het misdrijf door middel van inklimming. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal een werkstraf van 120 uren geëist, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijk deel van 40 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels niet meer met justitie in aanraking is geweest en ambitieuze plannen heeft in de horeca. Het hof heeft de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 77i, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002542-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-063819-10
Arrest van 1 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 oktober 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie waarvan 40 uren werkstraf subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen wiet en/of autosleutels en/of een mobiele telefoon en/of een geldbedrag van € 30,- euro en/of een autoradio frontje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die wiet en/of autosleutels en/of een mobiele telefoon en/of een geldbedrag van € 30,- en/of een autoradio frontje onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een potje honing tegen die [slachtoffer] heeft aangesmeten/aangegooid.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat vrijspraak moet volgen van het tenlastegelegde geweld, nu, op grond van de verklaring van het slachtoffer vastgesteld kan worden dat hij wakker werd ten gevolge van het op hem uitgeoefende geweld, zodat niet gezegd kan worden dat het geweld een gevolg is geweest van een ontdekking op heterdaad zoals is tenlastegelegd. Nu de advocaat-generaal anders dan het hof uitgaat van een andere feitelijke lezing van het gebeurde, verwerpt het hof het door de advocaat-generaal daarop gebaseerde standpunt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen wiet en autosleutels en een mobiele telefoon en een geldbedrag van € 30,- euro en een autoradiofrontje, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij is in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 27 augustus 2007 schuldig gemaakt aan diefstal in de studentenkamer van aangever [slachtoffer]. Verdachte is in die bewuste nacht over een muurtje geklommen aan de achterzijde van het studentencomplex. Verdachte is via de achterdeur het complex binnengegaan. Toen verdachte werd geconfronteerd met aangever [slachtoffer], die zich slapend op bed in zijn kamer bevond, is verdachte gevlucht. Daarbij heeft verdachte volstrekt onnodig een glazen potje honing richting aangever gegooid, waardoor die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangever [slachtoffer], van wie hij de goederen heeft gestolen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2011, blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Voorts is bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het plegen van het onderhavige delict regelmatig en grote hoeveelheden alcohol nuttigde. Inmiddels is verdachte deze levensfase ontgroeid. Hij heeft ambitieuze plannen voor de toekomst in het horecavak, waarbinnen hij momenteel als chef-kok werkzaam is. Verdachte is recentelijk niet meer met justitie in aanraking geweest.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de straf zoals gevorderd door de advocaat-generaal een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 77i, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.