ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0328

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001899-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van minderjarige verdachte in hoger beroep na diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De minderjarige verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd op 17 februari 2010. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en had vorderingen van benadeelde partijen toegewezen. In hoger beroep heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, maar het hof heeft de eerste tenlastelegging bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tweede beschuldiging, maar dat de verklaringen van medeverdachten en getuigen voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor de eerste beschuldiging. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.050,00 aan benadeelde partij [benadeelde 2] en € 500,00 aan benadeelde partij [benadeelde 3]. Het hof heeft de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001899-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-661012-10
Arrest van 1 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 juli 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F Rethmeier, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist en daarbij een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder 2 ten laste gelegde zal vrijspreken.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringstoezicht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze niet-ontvankelijk zal verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van
€ 1.150,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 600,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1:
hij op of omstreeks 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas (met daarin o.a. poststukken en/of een portemonnee met inhoud en/of (auto)papieren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar, meermalen, in elk geval éénmaal, (met kracht)
- bij die [benadeelde 3] is gaan staan en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Waar is het geld?" en/of
* "Waar is je portemonnee?" en/of
* "Wees stil!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- bij die [benadeelde 2] is gaan staan en/of
- die [benadeelde 2] bij de haren heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) aan de haren van die [benadeelde 2] heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 2] zich zittend op een stoel bevond) en/of
- die [benadeelde 2] op/tegen de neus heeft geslagen/gestompt (terwijl die [benadeelde 2] aan/bij de haren werd vastgehouden) en/of
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde 2] heeft geduwd (richting de grond) en/of
- die [benadeelde 2] aan de haren heeft meegesleurd/getrokken (terwijl die [benadeelde 2] zich op de grond bevond) en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Dit is een overval." en/of
* "Waar is het geld?" en/of
* "Ga op de grond liggen." en/of
* "Houd je bek!" en/of
* "Blijf op je knieën zitten!" en/of
* "Blijf liggen!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht (deels) had(den) bedekt (met een sjaal, in ieder geval met een stuk stof) en/of een bivakmuts en/of een capuchon en/of een panty droeg(en);
2.
hij op of omstreeks 06 maart 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons (merk(en): Blackberry en/of Sony Ericson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar, meermalen, in elk geval éénmaal,
- in de richting van die [benadeelde 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gaan rennen en/of
- (met kracht) die [benadeelde 1] in het gezicht, in ieder geval bij het lichaam, heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (met kracht) die [benadeelde 1] op/tegen/in de buik, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft/hebben geslagen/gestompt (terwijl die [benadeelde 1] in zijn gezicht werd vastgehouden en/of) (waardoor die [benadeelde 1] ten val is gekomen) en/of
- (met kracht) die [benadeelde 1] en/of die [slachtoffer 2] op/tegen/in de rug, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft/hebben getrapt/geschopt (terwijl die [benadeelde 1] en/of die [slachtoffer 2] zich op de grond bevond(en)) en/of
- daarbij/daarna) die [benadeelde 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geef me je Blackberry." althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking.
Overweging terzake het onder 1 tenlastegelegde
In het vonnis heeft de rechtbank zowel in de tenlastelegging als in het vonnis onder feit 1 opgenomen de zinsnede:
"en/of tengevolge waarvan die [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel (scheef tussenschot van de neus), heeft bekomen".
Het hof stelt vast dat deze zinsnede niet is opgenomen in de dagvaarding welke is uitgebracht tegen de zittingsdatum van 15 juni 2010.
Ter nadere zitting van 15 juni 2010 heeft de officier van justitie een 'Vordering nadere omschrijving tenlastelegging" overgelegd en gevorderd deze vordering toe te wijzen. In deze vordering is bedoelde zinsnede onder feit 1 wel opgenomen. De vordering echter is afgewezen.
Het onderzoek van het hof ter zake feit 1 heeft dan ook plaatsgevonden op basis van de tenlastelegging zoals deze is opgenomen in de dagvaarding tegen de zittingsdatum van 15 juni 2010.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde te komen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte wordt onder het 1 ten laste gelegde verweten - kort samengevat - dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich op 17 februari 2010 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde feit.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft echter over de rol van verdachte voorafgaande, gedurende en na afloop van de overval, belastende verklaringen afgelegd.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde nu niet valt uit te sluiten dat medeverdachte [medeverdachte 1] de overval met iemand anders heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat aangeefster [benadeelde 2] heeft opgelopen niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast
Op 17 februari 2010 vindt er een overval plaats in het filiaal van [instelling] (hierna: het pand), gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Twee personen, voorzien van gezichtsbedekking in de vorm van een panty en een capuchon, dringen het pand binnen. Op dat moment zijn daar twee medewerksters aanwezig, [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. Er wordt naar hen geroepen: 'Waar is het geld'.
Een van de medewerksters, aangeefster [benadeelde 2], verklaart dat een van de personen bij haar komt staan en tegen haar roept: 'Dit is een overval', 'Waar is het geld' en 'Ga op de grond liggen'. [benadeelde 2] verklaart dat zij door deze persoon, een donkere jongeman, aan haar haren naar achteren wordt getrokken waardoor haar hoofd naar achteren klapt. Nadat [benadeelde 2] de man duidelijk heeft gemaakt dat er geen geld aanwezig is in het filiaal, slaat de man [benadeelde 2], terwijl hij haar aan haar haren vast heeft, met zijn vuist op haar neus. Vervolgens wordt [benadeelde 2] opnieuw door de man aan haar haren getrokken, naar de grond geduwd en aan haar haren over de grond getrokken. [benadeelde 2] wordt gesommeerd op haar knieën te blijven zitten.
Aangeefster [benadeelde 3] verklaart dat een man die bij haar komt staan aan haar vraagt waar haar portemonnee is. Deze man pakt vervolgens de tas van [benadeelde 3], pakt de daarin opgeborgen portemonnee, kijkt in de portemonnee en legt de tas met portemonnee vervolgens weer terug. De man sommeert [benadeelde 3] stil te zijn. Als de twee mannen het pand verlaten, ziet [benadeelde 3] dat één van hen een mobiele telefoon van haar bureau mee neemt.
Nadat de mannen het pand verlaten hebben, blijkt dat - naast de weggenomen telefoon - de tas van aangeefster [benadeelde 2] met daarin autopapieren, een ANWB-pas, haar portemonnee met daarin een Rabobankpas en een pasje van de Postbank, haar rijbewijs, alsmede een geldbedrag van € 50,00 verdwenen is.
Op basis van de opgegeven signalementen worden kort na de overval in [plaats] twee bij elkaar lopende verdachten aangehouden: medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2]. Bij [medeverdachte 1] worden twee vuurwapens aangetroffen alsmede een zwarte panty waarvan de pijpen aan elkaar waren geknoopt. Bij [medeverdachte 2] wordt een knalpatroon aangetroffen.
Naar aanleiding van nader politieonderzoek wordt verdachte op 7 maart 2010 aangehouden.
Uit de geneeskundige verklaring, d.d. 17 juni 2010, opgesteld door S. van den Berg, arts bij de G.G.D. Flevoland, blijkt dat [benadeelde 2] ten gevolge van de vuistslag tegen haar neus een gebroken neus heeft opgelopen. Er is sprake van blijvende scheefstand van de neus en verminderde neuspassage. Mogelijk dient [benadeelde 2] na een jaar geopereerd te worden.
Medeplegen
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij, samen met verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2], op 17 februari 2010 betrokken is geweest bij een overval op een filiaal van [instelling] te [plaats].
Samengevat komen de verklaringen van [medeverdachte 1] erop neer dat hij in de ochtend van
17 februari 2010 door twee hem uit de buurt bekende personen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], wordt gebeld met de vraag of hij geld wil verdienen. Uit nieuwsgierigheid - aldus medeverdachte [medeverdachte 1] - spreekt hij af bij een bushaltehokje alwaar hij [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en nog een andere jongen treft. [medeverdachte 1] verklaart dat deze 'andere jongen' de jongen is met wie hij op 17 februari 2010 is aangehouden, medeverdachte [medeverdachte 2].
[medeverdachte 1] wordt gevraagd of hij een pand in [plaats] wil overvallen en tegen hem wordt gezegd dat zij dit pand al een tijdje geobserveerd hebben en dat er geld aanwezig is. Na aanvankelijk geweigerd te hebben, stemt [medeverdachte 1] vervolgens toe. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij voor wapens zal zorgen.
Omdat [medeverdachte 1] de feitelijke overval niet alleen wil plegen, neemt [medeverdachte 1] contact op met verdachte. [medeverdachte 1] verklaart dat hij regelde dat verdachte mee zou doen en dat verdachte op die ochtend, conform de daartoe door [medeverdachte 1] met verdachte gemaakte afspraak, naar het bushaltehokje is gekomen.
[medeverdachte 1] verklaart dat ze vanaf het bushaltehokje vervolgens met vijf personen in een groene auto zijn gestapt die door [medeverdachte 4] wordt bestuurd. Onderweg wordt bij een drogist gestopt alwaar door medeverdachte [medeverdachte 2] twee zwarte panty's worden gekocht. In de auto ontvangt [medeverdachte 1] twee wapens die hij in zijn zak steekt.
Volgens [medeverdachte 1] wordt in de auto over de uitvoering van de overval gesproken, ondermeer op welke wijze de medewerkers in bedwang gehouden moeten worden. Hierbij wordt - aldus [medeverdachte 1] - de mogelijkheid besproken van het onder schot houden alsmede het vastbinden van de medewerkers met (computer)snoeren.
In de auto wordt de afspraak gemaakt dat [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en verdachte mee zal lopen richting het pand en dat hij hun aldaar een teken zal geven door zijn hand uit zijn zak te halen op de plek waar de overval moet plaatsvinden. Voorts wordt de afspraak gemaakt dat [medeverdachte 2] medeverdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] na de overval bij een bushaltehokje zal opwachten, dat [medeverdachte 1] de wapens en buit aan [medeverdachte 2] moet overhandigen en dat ze vervolgens door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] opgehaald zullen worden met de auto.
Overeengekomen wordt dat verdachte en [medeverdachte 1] ieder 30% van de buit zullen ontvangen.
[medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 2], conform de daartoe gemaakte afspraak, bij het pand het afgesproken teken geeft. [medeverdachte 1] en verdachte betreden vervolgens het pand. [medeverdachte 1] gaat volgens afspraak bij een van de medewerksters staan en verdachte loopt op de andere medewerksters af. Enig moment later hoort [medeverdachte 1] een klap en geschreeuw. [medeverdachte 1] ziet dat de vrouw waar verdachte bij staat, naar haar neus grijpt en dat ze haar hoofd beschermt met haar handen. Enig moment later ligt deze vrouw op de grond met haar armen om haar hoofd. Verdachte vraagt de vrouw naar haar tas en pakt deze mee. [medeverdachte 1] maant de andere medewerkster, die in paniek geraakt is, om stil te zijn.
Vervolgens verlaten ze het pand en rennen ieder een kant uit. Onderweg komt [medeverdachte 1][medeverdachte 2] tegen die op dat moment aan het telefoneren is. Enig moment later worden zij beiden door de politie aangehouden.
Nu de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] in belangrijke mate kunnen bijdragen tot bewijs terwijl bijvoorbeeld technisch bewijs in mindere mate voorhanden is, is het met het oog op de bewijs- en kwalificatievragen van belang dat de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] zorgvuldig worden getoetst. Het hof overweegt in dat verband als volgt.
Het hof stelt voorop dat de verklaringen die [medeverdachte 1] tegenover de politie heeft afgelegd feitelijk en gedetailleerd en op hoofdlijnen, maar grotendeels ook op details, consistent zijn. Daarbij constateert het hof dat [medeverdachte 1] zichzelf in aanzienlijke mate belast en niet de (gehele) schuld op verdachte dan wel op de andere medeverdachten afschuift.
Het hof ziet in de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte ruzie hadden, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] te twijfelen. Deze vermeende ruzie heeft blijkens de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting van het hof plaatsgevonden toen zij beiden leerling waren op '[school]' te [plaats], hetgeen impliceert dat dit voorval reeds voor 23 april 2009 moet hebben plaatsgevonden omdat verdachte op die dag definitief geschorst werd van voornoemde school. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het aannemen van een voortslepend conflict tussen verdachte en [medeverdachte 1], hetgeen overigens evenmin is aangevoerd.
Het hof stelt voorts vast dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] op essentiële onderdelen ondersteund worden door de verklaringen van aangeefsters en getuigen, de observaties van een observatieteam, alsmede door resultaten van het historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachten.
Zo komt allereerst de beschrijving die aangeefsters [benadeelde 2] en [benadeelde 3], alsmede de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben gegeven ten aanzien van één van de twee overvallers, overeen met verdachte. Specifieke kenmerken van gelijkenis betreffen hierbij de haardracht (dreadlocks) alsmede het postuur. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij in februari 2010 dreadlocks had.
Observaties van het observatieteam
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], voor zover betrekking hebbend op de ontmoeting die plaatsvond met [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] bij het bushaltehokje alwaar hem gevraagd werd het pand te overvallen, komt overeen met de waarnemingen van het observatieteam.
Het observatieteam neemt op 17 februari 2010 om 11.08 uur waar dat er een groene Ford Focus voorzien van kenteken [kenteken], met daarin onder meer medeverdachte [medeverdachte 3], stopt bij een bushaltehokje aan de [straat] te [plaats]. Het observatieteam neemt vervolgens waar dat er vier mannen bij het bushaltehokje met elkaar in gesprek zijn en dat drie mannen enige tijd later in de groene Ford Focus stappen en dat een andere man weg loopt. Van deze ontmoeting maakt het observatieteam foto's. Medeverdachte [medeverdachte 1] herkent de vier mannen die afgebeeld staan op de foto's als zijnde zichzelf, [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]. Aldus de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is hij degene die het drietal na afloop van de bespreking verlaat om contact te gaan leggen met verdachte.
Voorts komt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betreffende de aanschaf van panty's bij een drogisterij door medeverdachte [medeverdachte 2] en de plaats van [medeverdachte 2] in de auto, overeen met de observaties van het observatieteam en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2010 betreffende de kassabon van drogisterij '[drogisterij]'.
Op 17 februari 2010 om 12.14 uur neemt het observatieteam waar dat de groene Ford Focus voorzien van kenteken [kenteken], waarvan medeverdachte [medeverdachte 3] de bestuurder is, stopt op de [straat]te [plaats] alwaar drogisterij [drogisterij] gevestigd is, dat de achterpassagier het voertuig uitstapt en de winkel in gaat. Bij navraag bij genoemde drogist en uit de kassa-administratie blijkt dat er op 17 februari 2010 omstreeks 12.35 uur een tweetal zwarte panty's zijn verkocht. [drogist] verklaart dat het aangegeven tijdstip niet overeenkomt met de daadwerkelijke tijd en dat daar mogelijk tien minuten verschil in kan zitten. [drogist] verklaart voorts dat er verder op die dag tussen 12:00 uur en 13:00 uur geen andere panty's zijn gekocht.
Onderzoek telefoongegevens
De verklaring van [medeverdachte 1], voor zover betrekking hebbend op het telefonisch contact dat hij met verdachte op 17 februari 2010 had, vindt steun in resultaten van het historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1].
Gedurende de aanhouding werden bij verdachte drie telefoons aangetroffen, waaronder een zwarte blackberry met telefoonnummer [telefoonnummer]. Verdachte heeft verklaard dat deze telefoon zijn eigendom is en dat genoemd telefoonnummer bij hem in gebruik is.
Uit het proces-verbaal bevindingen historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat op 17 februari 2010 om 11:34:46 uur de telefoon van verdachte [medeverdachte 1], 198 seconden contact heeft gehad met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer], het nummer van verdachte. Hiermee ter terechtzitting van het hof geconfronteerd, heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij op die ochtend contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1]. De verklaring van verdachte dat hij zich niet meer kan herinneren waarover hij met [medeverdachte 1] gesproken heeft acht het hof ongeloofwaardig in het licht van zijn verklaring ten overstaan van het hof, inhoudende dat hij in die periode slechts zeer sporadisch contact met [medeverdachte 1] had.
Uit het aanvullend proces-verbaal d.d. 14 juli 2010 blijkt bovendien dat het mobiele telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is, op 17 februari 2010 om 12.57 uur de zendpaal op de [straat], inmiddels genaamd [straat], aanstraalt. De afstand tussen de zendpaal en de locatie van het filiaal van [instelling] bedraagt 350 meter.
Verdachte, met voornoemde gegevens ter terechtzitting van het hof geconfronteerd, heeft niet uit kunnen leggen hoe het mogelijk is dat zijn telefoonnummer omstreeks het tijdstip waarop de overval plaatsvond op zeer korte afstand van de plaats waar de overval plaatsvond, op deze zendpaal heeft uitgestraald.
In dit kader heeft het hof voorts gelet op de zich in het dossier bevindende gegevens omtrent het overig telefonisch contact dat op 17 februari 2010 heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn medeverdachten onderling en naar dezelfde mobiele telefoonnumers.
Het hof stelt vast dat uit onderzoeksresultaten naar de historische zendgegevens - hoewel niet alle mobiele telefoonnummers zijn te herleiden naar een specifiek aan te duiden persoon - blijkt dat er op 17 februari 2010 voorafgaand, gedurende en na afloop van de overval door verdachte en zijn medeverdachten onderling en naar dezelfde telefoonnummers is getelefoneerd.
Zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2010 dat er met de telefoon van verdachte en het mobiele telefoonnummer dat hij in gebruik had op 17 februari 2010, kort voor de overval en erna, te weten om 12.30 uur en om 12.57 uur, telefonisch contact heeft plaatsgevonden met het mobiele (prepaid) telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit mobiele (prepaid)telefoonnummer heeft tevens op 17 februari om 12.27 uur ingebeld op het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en dit gesprek heeft 38 seconden geduurd.
Voorts blijkt uit de historische verkeersgegevens dat er op 17 februari 2010 tussen 12:43:59 uur en 13:11:40 uur door drie nummers is ingebeld op de bij medeverdachte [medeverdachte 2] inbeslaggenomen en in gebruik zijnde Nokia telefoon met nummer [telefoonnummer], te weten zeven keer door nummer [telefoonnummer], twee keer door het nummer [telefoonnummer], zijnde het telefoonnummer van [medeverdachte 4] en een keer door [telefoonnummer], eveneens in gebruik bij [medeverdachte 4]. In genoemde periode worden de zendmasten gelegen aan de [straat] te [plaats] alsmede de [straat], inmiddels genaamd [straat], aangestraald door de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2]. Beide zendpalen bevinden zich op korte afstand van de plaats van de overval: de [straat] bevindt zich op ongeveer 2 kilometer van de plaats van het delict en de [straat] op 350 meter.
Uit de historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt bovendien dat ook hij op 17 februari 2010 veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met genoemd telefoonnummer [telefoonnummer].
Op grond van het voorgaande heeft het hof, nu de verklaringen van [medeverdachte 1] op essentiële onderdelen ondersteund worden door waarnemingen van het observatieteam, verklaringen van aangeefsters en getuigen qua plaats, tijd en beschrijving van de uitvoering en het uiterlijk van verdachte, alsmede door de resultaten van historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachten, geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld. Het hof acht de verklaringen derhalve als betrouwbaar en geloofwaardig en mitsdien bruikbaar voor het bewijs.
Het hof is van oordeel dat op grond van de aangiftes, de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1], de geneeskundige verklaring van S. van den Berg, de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], in samenhang bezien met de observaties van het observatieteam, de gegevens uit het historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachten, de gezamenlijke aanhouding in [plaats] van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], zeer kort na de overval in de omgeving van de plaats van de overval en het aantreffen van wapens en een panty ten tijde van die aanhouding, het boven alle twijfel verheven is dat verdachte een van de mededaders aan genoemde diefstal met geweld en bedreiging met geweld is geweest.
Het hof is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten waarbij zij willens en wetens het filiaal van [instelling] te [plaats] hebben overvallen en geweld hebben gebruikt tegen de aldaar aanwezige medewerksters.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben immers naar aanleiding van een vooropgezet en doordacht plan de overval gepleegd. Verdachte heeft ingestemd met het plan, was in de auto aanwezig toen door medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nagedacht en gesproken werd over de wijze van het in bedwang houden van de medewerkers, was aanwezig toen aan [medeverdachte 1] wapens werden overhandigd, is vervolgens met [medeverdachte 1], beiden voorzien van gezichtsbeddekking, gezamenlijk het pand van [instelling] binnengedrongen, heeft aldaar zelf geweld gebruikt tegen een medewerksters, haar tas meegenomen en heeft gezamenlijk met [medeverdachte 1] het pand verlaten. Verdachte is aldus actief betrokken geweest bij de voorbereidings- en uitvoeringshandelingen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat het letsel van aangeefster [benadeelde 2] niet aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel, bezien in het licht van de overweging als opgenomen op pagina 4, behoeft geen bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder het 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een tas met daarin o.a. poststukken en een portemonnee met inhoud en autopapieren, toebehorende aan [instelling] of [benadeelde 2], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, of zijn mededader toen aldaar
- bij die [benadeelde 3] is gaan staan en
- die [benadeelde 3] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Waar is het geld?" en
"Waar is je portemonnee?" en
"Wees stil!", en
- bij die [benadeelde 2] is gaan staan en
- die [benadeelde 2] bij de haren heeft vastgepakt en
- (vervolgens) aan de haren van die [benadeelde 2] heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 2] zich zittend op een stoel bevond) en
- die [benadeelde 2] op de neus heeft gestompt (terwijl die [benadeelde 2] aan de haren werd vastgehouden) en
- tegen het lichaam van die [benadeelde 2] heeft geduwd (richting de grond) en
- die [benadeelde 2] aan de haren heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 2] zich op de grond bevond) en
- die [benadeelde 2] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Dit is een overval." en
"Waar is het geld?" en
"Ga op de grond liggen." en
"Houd je bek!" en
"Blijf op je knieën zitten!" en
"Blijf liggen!",
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader hun gezicht hadden bedekt en een capuchon en/of een panty droegen;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door M. van Heteren, GZ-psycholoog, op 5 juli 2010 een rapport uitgebracht. Dit rapport houdt als conclusie in dat bij verdachte sprake is van een oppositioneel-opstandige gedragstoornis. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en was van invloed op verdachtes gedrag en gedragskeuze.
Verdachte kan ten aanzien van het ten laste gelegde feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Het hof kan zich met de conclusie van de deskundige verenigen en neemt deze over. Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte concludeert het hof dat het bewezen verklaarde feit hem in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 17 februari 2010 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Voorzien van gezichtsbedekking zijn verdachte en één van zijn mededaders op genoemde datum het filiaal van [instelling] te [plaats] binnengedrongen en hebben naar de aldaar aanwezige medewerksters geroepen: 'Dit is een overval' en 'Waar is het geld'.
Een medewerkster wordt op brute wijze door verdachte bij haar haren vastgepakt, op haar neus geslagen en aan haar haren over de grond getrokken. Ze wordt gesommeerd om op haar knieën te blijven zitten. Een andere medewerkster wordt door een medeverdachte gemaand stil te zijn. Door verdachte en zijn mededader worden een tas met daarin o.a. poststukken, een portemonnee met inhoud en autopapieren alsmede een mobiele telefoon weggenomen.
Verdachte heeft door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van een van hen aangetast.
Verdachte en zijn mededaders hebben (kennelijk) enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Uit de aangifte en uit de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partijen komt naar voren dat het incident voor aangeefster [benadeelde 2] en [benadeelde 3] een traumatische ervaring is geweest, die in diverse verschijningsvormen invloed heeft gehad en nog steeds heeft op hun dagelijks leven.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse jeugddetentie geboden is.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 februari 2011 waaruit - ten voordele van verdachte -blijkt dat hij niet eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting van het hof door de verdachte, zijn raadsvrouw en moeder naar voren zijn gebracht en deze ook uit rapportages van de Jeugdreclassering d.d. 16 maart 2010, 17 mei 2010 en 9 juni 2010, uit een rapportage door LSG-Rentray,
d.d. 12 mei 2010 en 11 juni 2010 alsmede uit een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 9 juli 2010 naar voren komen.
Uit genoemde rapportages is af te leiden dat er ten aanzien van de ontwikkeling van verdachte zorgen bestaan. Verdachte heeft een sterke persoonlijkheid, kan zich moeilijk conformeren aan gezag, regels en afspraken, heeft een sterke wil en laat oppositioneel gedrag zien. Verdachte voelt zich snel gekrenkt hetgeen tot een woedereactie bij hem kan leiden. Voorts blijkt dat verdachte gebaat is bij structuur en grensbepaling.
Het hof houdt - ook bij de strafoplegging - tevens rekening met het feit dat verdachte ter zake van het onderhavige feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit oogpunt van normhandhaving en speciale preventie, alsmede ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feit van oordeel dat oplegging van een deels (on)voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur geboden is. Het hof acht het, met de Jeugdreclassering, Raad voor de Kinderbescherming en psycholoog Van Heteren, noodzakelijk om aan het voorwaardelijke strafdeel een bijzondere voorwaarde te verbinden in de vorm van begeleiding door de Jeugdreclassering.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen tot een bedrag van € 1.150,00 (bestaande uit € 50,00 materiële schade,
€ 1.000,00 immateriële schade en € 100,00 kosten rechtsbijstand) en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk bestreden. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt kan deze toegewezen worden tot een bedrag van € 1.050,00, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De kosten voor rechtsbijstand waardeert het hof op € 100,00. Verdachte dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het voormeld bedrag van € 1.050,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen tot een bedrag van € 600,00 (bestaande uit € 500,00 immateriële schade en € 100,00 kosten rechtsbijstand) en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk bestreden. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt kan deze toegewezen worden tot een bedrag van € 500,00, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De kosten voor rechtsbijstand waardeert het hof op € 100,00. Verdachte dient als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het voormeld bedrag van € 500,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van deze straf, groot twee maanden , niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Jeugdreclassering en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend vijftig euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00 - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderd euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00 - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.