Parketnummer: 24-002153-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-660060-10
Parketnummer TUL: 15-740471-08
Arrest van 1 april 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. H. Polat, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op vorderingen van de benadeelde partijen en daarbij een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van
€ 1.150,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 600,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen.
Tot slot heeft zij gevorderd dat het hof bij uitspraak de gevangenneming van verdachte zal gelasten.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas (met daarin o.a. poststukken en/of een portemonnee met inhoud en/of (auto)papieren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar, meermalen, in elk geval éénmaal, (met kracht)
- bij die [benadeelde 2] is gaan staan en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Waar is het geld?" en/of
* "Waar is je portemonnee?" en/of
* "Wees stil!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- bij die [benadeelde 1] is gaan staan en/of
- die [benadeelde 1] bij de haren heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich zittend op een stoel bevond) en/of
- die [benadeelde 1] op/tegen de neus heeft geslagen/gestompt (terwijl die [benadeelde 1] aan/bij de haren werd vastgehouden) en/of
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde 1] heeft geduwd (richting de grond) en/of
- die [benadeelde 1] aan de haren heeft meegesleurd/getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich op de grond bevond) en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Dit is een overval." en/of
* "Waar is het geld?" en/of
* "Ga op de grond liggen." en/of
* "Houd je bek!" en/of
* "Blijf op je knieën zitten!" en/of
* "Blijf liggen!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht (deels) had(den) bedekt (met een sjaal, in ieder geval met een stuk stof) en/of een bivakmuts en/of een capuchon en/of een panty droeg(en) en/of tengevolge waarvan die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (scheef tussenschot van de neus), heeft bekomen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas (met daarin o.a. poststukken en/of een portemonnee met inhoud en/of (auto)papieren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] toen aldaar, meermalen, in elk geval éénmaal, (met kracht)
- bij die [benadeelde 2] is gaan staan en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 2] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Waar is het geld?" en/of
* "Waar is je portemonnee?"
* "Wees stil!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- bij die [benadeelde 1] is gaan staan en/of
- die [benadeelde 1] bij de haren heeft vastgepakt en/of
- (vervolgens) aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich zittend op een stoel bevond) en/of - die [benadeelde 1] op/tegen de neus heeft geslagen/gestompt (terwijl die [benadeelde 1] aan/bij de haren werd vastgehouden) en/of
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde 1] heeft geduwd (richting de grond) en/of
- die [benadeelde 1] aan de haren heeft meegesleurd/getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich op de grond bevond) en/of
- (daarbij/daarna) die [benadeelde 1] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd:
* "Dit is een overval." en/of
* "Waar is het geld?" en/of
* "Ga op de grond liggen." en/of
* "Houd je bek!" en/of
* "Blijf op je knieën zitten!" en/of
* "Blijf liggen!",
althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] zijn/hun gezicht (deels) had(den) bedekt (met een sjaal, in ieder geval met een stuk stof) en/of een bivakmuts en/of een capuchon en/of een panty droeg(en) en/of tengevolge waarvan die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (scheef tussenschot van de neus), heeft bekomen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in ieder geval éénmaal, - voor bovengenoemde diefstal met geweld in vereniging,
* het pand van die [instelling] te observeren en/of
* het plan van de diefstal met geweld in vereniging te bespreken, in ieder geval aanwezig te zijn, bij het bespreken van het plan van die diefstal met geweld in vereniging, met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
* de panty's die door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zijn gebruikt tijdens bovengenoemde diefstal met geweld in vereniging, te kopen en/of (vervolgens) die panty's aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te verstrekken en/of
* met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te lopen naar, in ieder geval in de richting van, het pand van die [instelling] en/of (vervolgens) (in de nabijheid van het pand van die [instelling]) zijn, verdachtes, hand uit zijn, verdachtes, (broek)zak te halen, om op die manier de weg te wijzen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
- na bovengenoemde diefstal met geweld in vereniging,
* die [medeverdachte 1] op te vangen bij een bushalte (met als doel het/de weggenomen geld en/of goed(eren) en/of de (vuur)wapens) aan te nemen);
2.
hij op of omstreeks 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (Beretta, Model 70) en/of een alarm-/startpistool (BBM Police) en/of munitie van categorie III, te weten een 8mm Knall patroon, voorhanden heeft gehad.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte wordt onder het 1 ten laste gelegde verweten - kort samengevat - dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich op 17 februari 2010 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde feit.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft echter over de rol van verdachte bij de overval op het filiaal van [instelling] te [plaats] op 17 februari 2010 tegenover de politie belastende verklaringen afgelegd.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van het hof op het standpunt gesteld dat de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 1] heeft afgelegd onbetrouwbaar zijn en van het bewijs uitgesloten dienen te worden en dat verdachte dientengevolge, wegens het ontbreken van voldoende overig wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken dient te worden.
Voor zover het hof de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar acht, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende overig wettig en overtuigend (steun)bewijs.
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast
Op 17 februari 2010 vindt er een overval plaats in het filiaal van [instelling] (hierna: het pand), gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Twee personen, voorzien van gezichtsbedekking in de vorm van een panty en een capuchon, dringen het pand binnen. Op dat moment zijn daar twee medewerksters aanwezig, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Er wordt naar hen geroepen: 'Waar is het geld'.
Een van de medewerksters, aangeefster [benadeelde 1], verklaart dat een van de mannen bij haar komt staan en tegen haar roept: 'Dit is een overval', 'Waar is het geld' en 'Ga op de grond liggen'. [benadeelde 1] verklaart dat zij door deze persoon, een donkere jongeman, aan haar haren naar achteren wordt getrokken waardoor haar hoofd naar achteren klapt. Nadat [benadeelde 1] de man duidelijk heeft gemaakt dat er geen geld aanwezig is in het filiaal, slaat de man [benadeelde 1], terwijl hij haar aan haar haren vastheeft, met zijn vuist op haar neus. Vervolgens wordt [benadeelde 1] opnieuw door de man aan haar haren getrokken, naar de grond geduwd en aan haar haren over de grond getrokken. [benadeelde 1] wordt gesommeerd op haar knieën te blijven zitten.
Aangeefster [benadeelde 2] verklaart dat een man die bij haar komt staan aan haar vraagt waar haar portemonnee is. Deze man pakt vervolgens de tas van [benadeelde 2], pakt de daarin opgeborgen portemonnee, kijkt in de portemonnee en legt de tas met portemonnee vervolgens weer terug. De man sommeert [benadeelde 2] stil te zijn. Als de twee mannen het pand verlaten, ziet [benadeelde 2] dat één van hen een mobiele telefoon van haar bureau mee neemt.
Nadat de mannen het pand verlaten hebben, blijkt dat - naast de weggenomen telefoon - de tas van aangeefster [benadeelde 1] met daarin autopapieren, een ANWB-pas, haar portemonnee met daarin een Rabobankpas en een pasje van de Postbank, haar rijbewijs, alsmede een geldbedrag van € 50,00 verdwenen is.
Kort na de overval in [plaats] worden twee bij elkaar lopende verdachten aangehouden: verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Bij [medeverdachte 1] worden twee vuurwapens aangetroffen alsmede een zwarte panty waarvan de pijpen aan elkaar waren geknoopt. Bij verdachte wordt gedurende de insluitingsfouillering een knalpatroon aangetroffen.
Naar aanleiding van nader politieonderzoek wordt medeverdachte [medeverdachte 2] op 7 maart 2010 aangehouden.
Uit de geneeskundige verklaring, d.d. 17 juni 2010, opgesteld door S. van den Berg, arts bij de G.G.D. Flevoland, blijkt dat [benadeelde 1] ten gevolge van de vuistslag tegen haar neus een gebroken neus heeft opgelopen. Er is sprake van blijvende scheefstand van de neus en verminderde neuspassage. Mogelijk dient [benadeelde 1] na een jaar geopereerd te worden.
Medeplegen
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij, samen met verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2], op 17 februari 2010 betrokken is geweest bij een overval op een filiaal van [instelling] te [plaats].
Samengevat komen de verklaringen van [medeverdachte 1] erop neer dat hij in de ochtend van 17 februari 2010 door twee hem uit de buurt bekende personen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4], wordt gebeld met de vraag of hij geld wil verdienen. Uit nieuwsgierigheid - aldus medeverdachte [medeverdachte 1] - spreekt hij af bij een bushaltehokje alwaar hij [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en nog een andere jongen treft. [medeverdachte 1] verklaart dat deze jongen de 'andere jongen' is met wie hij op 17 februari 2010 is aangehouden, verdachte.
[medeverdachte 1] wordt gevraagd of hij een pand in [plaats] wil overvallen en tegen hem wordt gezegd dat zij dit pand al een tijdje geobserveerd hebben en dat er geld aanwezig is. Na aanvankelijk geweigerd te hebben, stemt [medeverdachte 1] vervolgens toe. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij voor wapens zal zorgen.
Omdat [medeverdachte 1] de feitelijke overval niet alleen wil plegen, neemt [medeverdachte 1] contact op met medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] verklaart dat hij regelde dat [medeverdachte 2] mee zou doen en dat [medeverdachte 2] op die ochtend, conform de daartoe door medeverdachte [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] gemaakte afspraak, naar het bushaltehokje is gekomen.
[medeverdachte 1] verklaart dat ze vanaf het bushaltehokje vervolgens met vijf personen in een groene auto zijn gestapt die door [medeverdachte 4] wordt bestuurd. Onderweg wordt bij een drogist gestopt alwaar door verdachte twee zwarte panty's worden gekocht. In de auto ontvangt [medeverdachte 1] twee wapens die hij in zijn zak steekt.
Volgens [medeverdachte 1] wordt in de auto over de uitvoering van de overval gesproken, ondermeer op welke wijze de medewerkers in bedwang gehouden moeten worden. Hierbij wordt - aldus [medeverdachte 1] - de mogelijkheid besproken van het onder schot houden alsmede het vastbinden van de medewerkers met (computer)snoeren.
In de auto wordt de afspraak gemaakt dat verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mee zal lopen richting het pand en dat hij hen aldaar een teken zal geven door zijn hand uit zijn zak te halen op de plek waar de overval moet plaatsvinden. Voorts wordt de afspraak gemaakt dat verdachte medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na de overval bij een bushaltehokje zal opwachten, dat [medeverdachte 1] de wapens en buit aan verdachte moet overhandigen en dat ze vervolgens door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] opgehaald zullen worden met de auto.
Overeengekomen wordt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ieder 30% van de buit zullen ontvangen en dat het overige deel door verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] wordt verdeeld.
[medeverdachte 1] verklaart dat verdachte, conform de daartoe gemaakte afspraak, bij het pand het afgesproken teken geeft. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betreden vervolgens het pand. [medeverdachte 1] gaat volgens afspraak bij een van de medewerksters staan en [medeverdachte 2] loopt op de andere medewerksters af. Enig moment later hoort [medeverdachte 1] een klap en geschreeuw. [medeverdachte 1] ziet dat de vrouw waar [medeverdachte 2] bij staat, naar haar neus grijpt en dat ze haar hoofd beschermt met haar handen. Enig moment later ligt deze vrouw op de grond met haar armen om haar hoofd. [medeverdachte 2] vraagt de vrouw naar haar tas en pakt deze mee. [medeverdachte 1] maant de andere medewerkster, die in paniek geraakt is, om stil te zijn.
Vervolgens verlaten ze het pand en rennen ieder een kant uit. Onderweg komt [medeverdachte 1] verdachte tegen die op dat moment aan het telefoneren is. Enig moment later worden zij beiden door de politie aangehouden.
Nu de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] in belangrijke mate kunnen bijdragen tot bewijs terwijl bijvoorbeeld technisch bewijs in mindere mate voorhanden is, is het met het oog op de bewijs- en kwalificatievragen van belang dat de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] zorgvuldig worden getoetst. Het hof overweegt in dat verband als volgt.
Het hof stelt voorop dat de verklaringen die [medeverdachte 1] tegenover de politie heeft afgelegd feitelijk en gedetailleerd en op hoofdlijnen, maar grotendeels ook op details, consistent zijn. Daarbij constateert het hof dat [medeverdachte 1] zichzelf in aanzienlijke mate belast en niet de (gehele) schuld op verdachte dan wel op de andere medeverdachten afschuift.
Het hof stelt voorts vast dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] op essentiële onderdelen ondersteund worden door verklaringen van aangeefsters en getuigen, waarnemingen van het observatieteam, de bevindingen van verbalisanten, alsmede met de resultaten van het historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachten.
Zo komt allereerst de beschrijving die aangeefsters [benadeelde 1] en [benadeelde 2], alsmede de getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] hebben gegeven ten aanzien van de twee overvallers, overeen met medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Specifieke kenmerken van gelijkenis betreffen hierbij de haardracht (kort haar en dreadlocks) alsmede het postuur (klein en groot).
Observaties van het observatieteam
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], voor zover betrekking hebbend op de ontmoeting die plaatsvond met verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij het bushaltehokje alwaar hem gevraagd werd het pand te overvallen, komt overeen met de waarnemingen van het observatieteam.
Het observatieteam neemt op 17 februari 2010 om 11.08 uur waar dat er een groene Ford Focus voorzien van kenteken [kenteken], met daarin onder meer medeverdachte [medeverdachte 3], stopt bij een bushaltehokje aan de [straat] te [plaats]. Het observatieteam neemt vervolgens waar dat er vier mannen bij het bushaltehokje met elkaar in gesprek zijn en dat drie mannen enige tijd later in de groene Ford Focus stappen en dat een andere man weg loopt. Van deze ontmoeting maakt het observatieteam foto's. Medeverdachte [medeverdachte 1] herkent de vier mannen die afgebeeld staan op de foto's als zijnde zichzelf, [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]. Aldus de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is hij degene die het drietal na afloop van de bespreking verlaat om contact te gaan leggen met verdachte.
Voorts komt de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betreffende de aanschaf van panty's bij een drogisterij door verdachte en de plaats van verdachte in de auto, overeen met de observaties van het observatieteam en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2010 betreffende de kassabon van drogisterij '[bedrijf]'.
Op 17 februari 2010 om 12.14 uur neemt het observatieteam waar dat de groene Ford Focus voorzien van kenteken [kenteken], waarvan medeverdachte [medeverdachte 3] de bestuurder is, stopt op de [straat] te [plaats] alwaar drogisterij [bedrijf] gevestigd is, dat de achterpassagier het voertuig uitstapt en de winkel in gaat. Bij navraag bij genoemde drogist en uit de kassa-administratie blijkt dat er op 17 februari 2010 omstreeks 12.35 uur een tweetal zwarte panty's zijn verkocht. [drogist] verklaart dat het aangegeven tijdstip niet overeenkomt met de daadwerkelijke tijd en dat daar mogelijk tien minuten verschil in kan zitten. [drogist] verklaart voorts dat er verder op die dag tussen 12:00 uur en 13:00 uur geen andere panty's zijn gekocht.
Onderzoek telefoongegevens
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], voor zover betrekking hebbende op de omstandigheid dat hij in de ochtend van 17 februari 2010 telefonisch contact gehad heeft met medeverdachte [medeverdachte 2] en dat hij met verdachte aangehouden is terwijl verdachte aan het telefoneren is, vindt steun in de resultaten van het historische onderzoek naar de telefoongegevens alsmede met de bevindingen van verbalisanten.
Uit het proces-verbaal bevindingen historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt inderdaad dat op 17 februari 2010 om 11:34:46 uur de telefoon van verdachte [medeverdachte 1], 198 seconden contact heeft gehad met het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer], zijnde het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2].
Voorts blijkt uit de bevindingen van verbalisanten zoals neergelegd in het aanvullend proces-verbaal d.d. 17 februari 2010, dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden werd en dat verdachte op dat moment aan het telefoneren was. Gedurende deze aanhouding die omstreeks 13.07 uur plaatsvond, werd bij verdachte een Nokia telefoon in beslaggenomen. Uit het proces-verbaal bevindingen betreffende de historische printgegevens van de telefoon van verdachte, blijkt inderdaad dat omstreeks het tijdstip van de aanhouding door twee mobiele telefoonnummers, te weten, [telefoonnummer] en [telefoonnummer] is ingebeld op de bij verdachte inbeslaggenomen en in gebruik zijnde Nokia telefoon met nummer [telefoonnummer].
In dit kader heeft het hof voorts gelet op de zich in het dossier bevindende gegevens omtrent het overige telefonische contact dat op 17 februari 2010 heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn medeverdachten onderling en naar dezelfde mobiele telefoonnummers.
Het hof stelt vast dat uit de onderzoeksresultaten naar de historische zendgegevens - hoewel niet alle mobiele telefoonnummers zijn te herleiden naar een specifiek aan te duiden persoon - blijkt dat er op 17 februari 2010 voorafgaande, gedurende en na afloop van de overval door verdachte en zijn medeverdachten onderling en naar dezelfde telefoonnummers is getelefoneerd.
Zo blijkt allereerst uit de historische verkeersgegevens dat er op 17 februari 2010 tussen 12:43:59 uur en 13:11:40 uur door drie nummers is ingebeld op de bij verdachte inbeslaggenomen en in gebruik zijnde Nokia telefoon, te weten zeven keer door nummer [telefoonnummer], twee keer door het nummer [telefoonnummer], zijnde het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 4] en een keer, vlak na de overval om 13:11:40 uur door [telefoonnummer], eveneens in gebruik bij [medeverdachte 4]. Op deze tijdstippen worden de zendmasten gelegen aan de [straat] te [plaats] alsmede de [straat], inmiddels genaamd [straat], aangestraald door de telefoon van verdachte. Beide zendpalen bevinden zich op korte afstand van de plaats van de overval: de [straat] bevindt zich op ongeveer 2 kilometer van de plaats van het delict en de [straat] op 350 meter.
Uit de historische telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat ook [medeverdachte 1] op 17 februari 2010 telefonisch contact heeft gehad met bovengenoemd telefoonnummer [telefoonnummer].
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2010 dat er met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] en het mobiele telefoonnummer dat hij in gebruik had op 17 februari 2010, te weten [telefoonnummer], kort voor de overval en erna, te weten om 12.30 uur en om 12.57 uur, telefonisch contact heeft plaatsgevonden met het mobiele (prepaid) telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit mobiele (prepaid)telefoonnummer heeft tevens op 17 februari om 12.27 uur ingebeld op het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en dit gesprek heeft 38 seconden geduurd.
Het hof constateert tot slot dat verdachte kort na de overval te [plaats] met medeverdachte [medeverdachte 1] tezamen is aangehouden en bij [medeverdachte 1] twee wapens en een panty werden aangetroffen.
Op grond van het voorgaande heeft het hof, nu de verklaringen van [medeverdachte 1] op essentiële onderdelen ondersteund worden door waarnemingen van het observatieteam, verklaringen van aangeefsters en getuigen qua plaats, tijd en beschrijving van de uitvoering en het uiterlijk van verdachte, alsmede door de resultaten van historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachten, geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld. Het hof acht de verklaringen derhalve als betrouwbaar en geloofwaardig en mitsdien bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman inhoudende dat de beschrijving die medeverdachte [medeverdachte 1] ten aanzien van verdachte gegeven heeft wat betreft de haardracht niet overeenkomt met het signalement van verdachte, overweegt het hof het volgende.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2010 met de daarbij behorende fotomap met foto's van de kleding die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding (foto 25, 26 en 27) in samenhang bezien met proces-verbaal van observatie d.d. 23 februari 2010 met de daarbij behorende foto met nummer [nummer], is het hof van oordeel dat de beschrijving van de haardracht overeenkomt met de beschrijving die medeverdachte [medeverdachte 1] gegeven heeft nu hierop te zien is dat verdachte iets op zijn hoofd draagt hetgeen een bolling vertoont. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof merkt ten aanzien hiervan nog op dat medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte herkend heeft op de door de politie getoonde foto van verdachte gedurende het verhoor op 24 februari 2010 als zijnde de jongen met wie hij is aangehouden. Het verweer van de raadsman dat deze herkenning niet als betrouwbaar aan te merken is, nu - aldus de raadsman - ten onrechte slechts één foto van verdachte in plaats van foto's van meerdere personen aan [medeverdachte 1] is getoond en dit bovendien een verouderde foto betreft, verwerpt het hof. Het tonen van de foto van verdachte had naar het oordeel van het hof slechts tot doel de persoon van verdachte door middel van een visuele verificatie aan te duiden. Verdachte is tezamen met [medeverdachte 1] aangehouden hetgeen volgt uit verschillende ambtsedige processen-verbaal en hetgeen ook medeverdachte [medeverdachte 1] daarover in de richting van verdachte verklaart. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verdachte ook op een andere foto herkend, namelijk een foto die hem gedurende een verhoor op 29 april 2010 is getoond.
Gelet op ondermeer de aangiften van [benadeelde 1] en [benadeelde 2], de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1], de geneeskundige verklaring van S. van den Berg van 17 juni 2010, in samenhang bezien met de waarnemingen van het observatieteam alsmede de gegevens uit het historisch onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en zijn medeverdachte, het aantreffen van verdachte tezamen met medeverdachte [medeverdachte 1] waarbij zij ook wapens, en munitie en een panty bij zich droegen, is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde te komen.
Nu verdachte heeft deelgenomen aan het gesprek waarin medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd werd het zorgcentrum te overvallen, op 17 februari 2010 panty's gekocht heeft bij de drogisterij, in de auto aanwezig was toen met medeverdachte [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nagedacht en gesproken werd over de wijze van het in bedwang houden van de medewerkers, aanwezig was toen door [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] vuurwapens werden overhandigd, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de richting van het pand is gelopen en aldaar door middel van een handgebaar een teken aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gegeven, met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de afspraak heeft gemaakt dat hij beiden na de overval bij een bushaltehokje zou treffen en afgesproken heeft dat [medeverdachte 1] de vuurwapens en buit na de overval aan hem zou geven en dat zij ieder een deel van de buit zouden ontvangen, heeft verdachte een dermate actieve, initiërende en organiserende rol gehad in de voorbereidingsfase van het delict terwijl voor verdachte bovendien in de afwikkeling van de overval een aanzienlijke rol was toegedicht, dat deze handelingen een nauwe en bewuste samenwerking constitueren. Het opzet van verdachte was gelet op de feitelijke handelingen, duidelijk gericht op het plegen van de overval. Dat niet verdachte, maar twee medeverdachten het zorgcentrum binnen zijn gegaan en aldaar de aanwezige medewerksters hebben bedreigd en geweld hebben toegepast, doet hier niet aan af, nu voor het aannemen van medeplegen niet vereist is dat iedere medepleger alle uitvoeringshandelingen verricht heeft.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aan verdachte wordt onder het 2 ten laste gelegde verweten dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van de Wet wapens en munitie.
Nu het hof uitgaat van een andere feitelijke gang van zaken dan de raadsman en verdachte, is het hof van oordeel dat onder de voornoemde geschetste omstandigheden eveneens sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 1] gericht op het voorhanden hebben van de ten laste gelegde vuurwapens en munitie, dat sprake is van medeplegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een tas met daarin o.a. poststukken en een portemonnee met inhoud en autopapieren, toebehorende aan [instelling] of [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, of zijn mededader toen aldaar
- bij die [benadeelde 2] is gaan staan en
- die [benadeelde 2] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Waar is het geld?" en
"Waar is je portemonnee?" en
"Wees stil!", en
- bij die [benadeelde 1] is gaan staan en
- die [benadeelde 1] bij de haren heeft vastgepakt en
- (vervolgens) aan de haren van die [benadeelde 1] heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich zittend op een stoel bevond) en
- die [benadeelde 1] op de neus heeft gestompt (terwijl die [benadeelde 1] aan de haren werd vastgehouden) en
- tegen het lichaam van die [benadeelde 1] heeft geduwd (richting de grond) en
- die [benadeelde 1] aan de haren heeft getrokken (terwijl die [benadeelde 1] zich op de grond bevond) en
- die [benadeelde 1] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Dit is een overval." en
"Waar is het geld?" en
"Ga op de grond liggen." en
"Houd je bek!" en
"Blijf op je knieën zitten!" en
"Blijf liggen!",
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader hun gezicht hadden bedekt en een capuchon en/of een panty droegen en tengevolge waarvan die [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel (scheef tussenschot van de neus), heeft bekomen;
2.
hij op 17 februari 2010 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (Beretta, Model 70) en munitie van categorie III, te weten een 8mm Knall patroon, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 primair.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 17 februari 2010 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Twee personen, voorzien van gezichtsbedekking zijn het filiaal van [instelling] te [plaats] binnengedrongen en hebben naar de aldaar aanwezige medewerksters geroepen: 'Dit is een overval' en 'Waar is het geld'.
Een medewerkster wordt op brute wijze bij haar haren vastgepakt, op haar neus geslagen en aan haar haren over de grond getrokken. Ze wordt gesommeerd om op haar knieën te blijven zitten. Een andere medewerkster wordt vermaand stil te zijn. Er worden een tas met daarin o.a. poststukken, een portemonnee met inhoud en autopapieren alsmede een mobiele telefoon weggenomen.
Verdachte heeft door aldus te handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van een van hen aangetast.
Verdachte en zijn mededaders hebben (kennelijk) enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Gewelddadige feiten als de onderhavige schokken de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Verdachte heeft hieraan bijgedragen. Dit temeer, nu hij en zijn medeverdachte wapens en munitie bij zich gedragen hebben op straat.
Uit de aangifte en uit de toelichting op hun vorderingen als benadeelde partijen komt naar voren dat het incident voor aangeefster [benadeelde 1] en [benadeelde 2] een traumatische ervaring is geweest, die in diverse verschijningsvormen invloed heeft gehad en nog steeds heeft op hun dagelijks leven.
Ten aanzien van de op te leggen straf dient bij ernstige strafbare feiten als de onderhavige als uitgangspunt te gelden dat de oplegging van een forse gevangenisstraf geboden is.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 februari 2011 waaruit - ten nadele van verdachte -blijkt dat hij eerder terzake een soortgelijke strafbaar feit is veroordeeld.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze uit het dossier naar voren komen en ter terechtzitting van het hof door zijn raadsman naar voren zijn gebracht.
Op grond van het bovenstaande en uit oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden geboden is.
Beslissing op de vordering gevangenneming van verdachte
Het hof zal deze vordering toewijzen en zal de gevangenneming van verdachte bevelen op grond van de overwegingen opgenomen in een afzonderlijk geminuteerde beslissing, van welke beslissing een kopie aan dit arrest is gehecht.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen tot een bedrag van € 1.150,00 (bestaande uit € 50,00 materiële schade, € 1.000,00 immateriële schade en € 100,00 kosten rechtsbijstand) en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk bestreden. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt kan deze toegewezen worden tot een bedrag van € 1.050,00, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De kosten voor rechtsbijstand waardeert het hof op € 100,00. Verdachte dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op
€ 100,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het voormeld bedrag van
€ 1.050,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen tot een bedrag van € 600,00 (bestaande uit € 500,00 immateriële schade en € 100,00 kosten rechtsbijstand) en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort, voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vaststaat dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk bestreden. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt kan deze toegewezen worden tot een bedrag van € 500,00, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De kosten voor rechtsbijstand waardeert het hof op € 100,00. Verdachte dient als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het voormeld bedrag van € 500,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer, met dien verstande, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 9 april 2009 (parketnummer 15-740471-08) is verdachte veroordeeld tot een gevangenistraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 24 april 2009 en de proeftijd is op diezelfde dag ingegaan.
De officier van justitie heeft op 9 augustus 2010 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
beveelt de gevangenneming van verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend vijftig euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op € 100,00 - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend vijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderd euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op
€ 100,00 - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2],wonende [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 9 april 2009 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Dolfing, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.