ECLI:NL:GHARN:2011:BP9083

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001211-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift met betrekking tot vervalsing van handtekeningen en overboekingsformulieren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en krijgt een werkstraf van 180 uren, met een subsidiaire hechtenis van 90 dagen. De benadeelde partij, de moeder van de verdachte, is niet ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat zij zich pas in hoger beroep heeft gevoegd en dit niet op de juiste wijze heeft gedaan. De verdachte had in de periode van 11 september 2005 tot en met 2 november 2005 verschillende documenten vervalst, waaronder overboekingsformulieren en verhuisberichten, door de handtekening van zijn moeder na te maken. Dit leidde tot onrechtmatige afboekingen van haar beleggingsrekening. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en het rapport van de handschriftdeskundige in overweging genomen en oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een werkstraf, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de familieband tussen verdachte en benadeelde partij. De benadeelde partij is veroordeeld in de kosten van het geding, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001211-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-400230-07
Arrest van 24 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep op 22 december 2008 en op 10 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet onvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter. Daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 september 2005 tot en met 02 november 2005 in de gemeente [gemeente] meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een in machineschrift gestelde brief (verhuisbericht) gedateerd 11 september 2005 en/of
- een in machineschrift gestelde brief (wijziging tegenrekening) gedateerd 07 oktober 2005 en/of
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 18 oktober 2005 en/of
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 25 oktober 2005 en/of
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 02 november 2005,
- (elk) zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk voornoemde in machineschrift opgestelde brieven (gedateerd 11 september 2005 en 07 oktober 2005) opgesteld als zijnde mw. [alias] en/of (vervolgens) voornoemde documenten ondertekend met een handtekening welke moest doorgaan voor [alias] en/of (vervolgens) voornoemde overboekinsgformulier(en) geld voorzien van de gestempelde data 18 oktober 2005, 25 oktober 2005 en/of 02 november 2005 ingevuld als zijnde mw. [alias] en/of (vervolgens) voornoemde overboekingsformulier(en) geld ondertekend met een handtekening welke moest doorgaan voor [alias], zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Bewijsoverweging
De moeder van verdachte, [benadeelde], heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, gepleegd in de periode van 15 september 2005 tot en met 28 januari 2006. Verdachte zou haar handtekening meerdere malen hebben vervalst. Met behulp van de vervalste brieven en door middel van vervalste overboekingsformulieren zou onrechtmatig geld van de beleggingsrekening van [benadeelde] zijn afgeboekt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof op 22 december 2008 verklaard dat hij zijn moeder hielp bij het invullen van formulieren en het opstellen van brieven. De inhoud van deze brieven en formulieren werd in overleg met zijn moeder bepaald, waarna zij de stukken ondertekende. Ter terechtzitting van het hof op 10 maart 2011 heeft verdachte deze gang van zaken bevestigd. Hij ontkent de in de tenlastelegging genoemde stukken zelf te hebben ondertekend.
In het dossier bevindt zich een brief, gedagtekend 11 september 2005, die op enig moment aan Alex Beleggersbank (hierna Alex), is verzonden en door Alex is ontvangen op 15 september 2005. In deze brief wordt verzocht het adres van [benadeelde] per 19 september 2005 te wijzigen in de [adres] te [plaats], zijnde het adres van verdachte. Middels het "wijzigingsformulier tegenrekening" d.d. 14 oktober 2005 is aan Alex het verzoek gedaan om de tegenrekening van de beleggingsrekening van [benadeelde] te wijzigen. Het rekeningnummer dat wordt vermeld en dat als nieuwe tegenrekening moet gelden, staat ten name van [naam rijschool], de rijschool van verdachte. Tevens zijn er drie ingevulde overboekingsformulieren d.d. 18 oktober 2005, 25 oktober 2005 en 2 november 2005 in het dossier opgenomen.
Drs. W.P.F. Fagel, handschriftdeskundige van het NFI, heeft op grond van zijn onderzoek geconcludeerd dat de handtekeningen op de brieven d.d. 11 september 2005 en 7 oktober 2005, het overboekingsformulier met een datumstempel van 18 oktober 2005 en het wijzigingsformulier d.d. 14 oktober 2005, alle gericht aan Alex, waarschijnlijk niet door [benadeelde] zijn geplaatst. Geen oordeel kan echter worden gegeven of verdachte de betwiste handtekeningen heeft geproduceerd. Fagel komt met betrekking tot de ingevulde gegevens op het overboekingsformulier d.d. 18 oktober 2005 en het wijzigingsformulier tegenrekening d.d. 14 oktober 2005 tot het oordeel dat deze invullingen hoogstwaarschijnlijk zijn geschreven door verdachte.
Voorts hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voor de verdachte belastende verklaringen afgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte verzorgde in de ten laste gelegde periode de financiën voor zijn moeder. [benadeelde] had in die periode een beleggingsrekening bij Alex. Van deze beleggingsrekening is in een kort tijdsbestek drie keer geld afgeboekt. Alvorens tot overboekingen van het tegoed van de beleggingsrekening over te gaan, heeft verdachte het verhuisbericht d.d. 11 september 2005 en de brief inzake wijziging tegenrekening d.d. 7 oktober 2005 aan Alex verzonden. Het verhuisbericht en de wijziging tegenrekening zijn als voorbereidingshandelingen te beschouwen. Immers, Alex werd pas door de vervalste overboekingsformulieren daadwerkelijk bewogen tot het overboeken van geld naar de nieuwe, gewijzigde tegenrekening, die op dat moment ten name van [naam rijschool], de rijschool van verdachte, stond en uit dien hoofde voor verdachte toegankelijk was. Voor [benadeelde] was deze rekening evenwel niet toegankelijk. Verdachte had er belang bij om het geld over te laten boeken naar het rekeningnummer van [naam rijschool]. Hij verkeerde in de betreffende periode in financiële problemen. Het motief komt voorts naar voren in een telefoongesprek dat verdachte met zijn moeder, medio augustus 2006, voerde. In dit gesprek deelde verdachte mee dat hij het geld van de beleggingrekening had gehaald, teneinde de erfenis veilig te stellen, welk gesprek voor zijn broer [getuige 2] via de intercomstand te horen was.
Verdachte heeft betoogd dat andere personen belang hadden bij het vervalsen van genoemde documenten, zonder dat nader te onderbouwen. Juist verdachte zou echter moeten weten wie de stukken heeft ondertekend. Immers, verdachte vulde de overboekingsformulieren in, waarna hij de stukken vervolgens verzond. Het hof acht de door verdachte geschetste gang van zaken dan ook onaannemelijk en verwerpt het verweer.
Het hof acht op grond van de aangifte van [benadeelde], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het NFI-rapport wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, door de handtekening van [benadeelde] na te bootsen op voornoemde overboekingsformulieren.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van 11 september 2005 tot en met 2 november 2005 in de gemeente [gemeente], telkens
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 18 oktober 2005 en
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 25 oktober 2005 en
- een overboekingsformulier geld voorzien van de gestempelde datum 2 november 2005,
elk zijnde een geschrift dat telkens bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk voornoemde overboekingsformulieren geld voorzien van de gestempelde data 18 oktober 2005,
25 oktober 2005 en 2 november 2005 ingevuld als zijnde mw. [alias] en vervolgens voornoemde overboekingsformulieren geld ondertekend met een handtekening welke moest doorgaan voor [alias], zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft overboekingsformulieren, die op naam van zijn moeder [benadeelde] waren gesteld, vervalst, door haar handtekening na te bootsen. Hierdoor heeft verdachte de Alex Beleggersbank ertoe bewogen om geld van [benadeelde] over te maken naar een rekening die op naam van verdachtes rijschool stond. Hij heeft aldus zijn moeder financieel ernstig benadeeld en haar vertrouwen zeer beschaamd.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d.
30 december 2010 eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Voorts neemt het hof in aanmerking hetgeen ter terechtzitting door en namens verdachte naar voren is gebracht omtrent zijn persoonlijke omstandigheden.
Voor dit delict is een gevangenisstraf in beginsel passend en geboden. De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Het hof zal evenwel geen gevangenisstraf opleggen, aangezien de feiten reeds in 2005 zijn gepleegd en binnen de familiekring hebben plaatsgevonden. Hierin ziet het hof aanleiding om een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf op te leggen. Het hof acht een werkstraf van forse omvang noodzakelijk en passend.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat op 5 februari 2008 - met de betekening van de dagvaarding - jegens verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat er tegen hem vanwege een strafbaar feit een strafvervolging zou worden ingesteld. Op 24 april 2008 heeft de politierechter vonnis gewezen en op diezelfde dag is verdachte in hoger beroep gegaan.
In hoger beroep is het onderzoek ter terechtzitting aangevangen op 22 december 2008 en tevens gesloten. Bij tussenarrest op 5 januari 2009 is het onderzoek heropend omdat het hof zich onvoldoende voorgelicht achtte. Het NFI heeft vervolgens een rapport opgesteld dat voor het hof aan het einde van 2009 beschikbaar was. Verdachte is op de nadere terechtzitting van het hof op 6 september 2010 niet verschenen. Gelet op het eveneens niet verschijnen van zijn raadsman, heeft het hof die dag, in het belang van verdachte, het onderzoek ter terechtzitting geschorst. Op 10 maart 2011 heeft het laatste onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. De vervolging en berechting van verdachte in hoger beroep heeft aldus ruim 2 jaar en 3 maanden geduurd.
Uit het voorgaande blijkt dat de behandeling van de strafzaak niet nodeloos heeft stil gelegen. Het onderzoek in deze zaak had op 6 september 2010 gesloten kunnen worden, indien verdachte en/of zijn raadsman die dag ter zitting waren verschenen. Derhalve is geen sprake van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij zich in eerste aanleg niet heeft gevoegd. Bij brief d.d. 10 december 2008 heeft de benadeelde partij kenbaar gemaakt dat zij zich in hoger beroep wenst te voegen. Nu deze voeging niet tijdig, dat wil zeggen voorafgaand of uiterlijk ter zitting van de politierechter op 24 april 2008 heeft plaatsgevonden, én niet op de wettelijk voorgeschreven wijze is ingediend, dat wil zeggen op het daarvoor vastgestelde formulier, dient zij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het hof bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. M.F.H.M. van Haastert buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.