ECLI:NL:GHARN:2011:BP9012

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002357-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen op bedrijven met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van drie gewapende overvallen op bedrijven en één poging daartoe. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

De feiten zijn als volgt: op 15 december 2009 heeft de verdachte samen met anderen een meubelzaak overvallen, waarbij geweld en bedreiging met vuurwapens zijn gebruikt. De slachtoffers werden gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Op 20 december 2009 was er een poging tot overval op een cafetaria, waarbij de verdachte ook betrokken was. De verdachte heeft zijn medeverdachten voorzien van wapens en instructies voor de overvallen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de verdachte veroordeeld, maar de verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte niet bewezen kon worden.

Het hof heeft de verklaringen van de medeverdachten als geloofwaardig beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de overvallen. De verdachte heeft de medeverdachten voorzien van wapens en heeft hen aangestuurd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte ook verplicht is tot schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard, maar de vorderingen van andere benadeelden zijn toegewezen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002357-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-663141-10
Arrest van 24 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. Overijssel - Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 januari 2011 en 10 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de straf gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen, nu hetgeen het hof wettig en overtuigend bewezen acht - op onderdelen - verschilt van hetgeen de rechtbank in het bestreden vonnis wettig en overtuigend bewezen heeft geacht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met inachtneming van de wijziging die in eerste aanleg is toegelaten - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of één of meer telefoontoestel(len) en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans één of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond aan en/of heeft/hebben gericht gehouden op
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd (tegen [slachtoffer 4]) "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best", althans woorden van gelijke strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of één of meer telefoontoestel(len) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans één of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond aan en/of heeft/hebben gericht gehouden op
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd (tegen [slachtoffer 4]) "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best", althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij en/of (één of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- met (deels) bedekt gezicht en/of (zichtbare) medeneming van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp cafetaria [slachtoffer 3] is/zijn binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op [benadeelde 2] en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geroepen "overval", althans woorden van gelijke strekking,
welke (voorgenomen) (poging tot) diefstal (aldus) werd vergezeld en/of gevolgd van bedoeld/genoemd geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij en/of (één of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- de cafetaria met een (gedeeltelijk) bedekt gezicht en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is/zijn binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 2] en/of
- heeft/hebben geroepen of gezegd: "overval", althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EURO 5007,-) en/of sleutels, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 8] en/of [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- tegen [benadeelde 4] heeft/hebben geroepen "ik wil het geld, dit is een overval" en/of "ik heb een pistool", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 4];
4.
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of één of meer zakje(s) wiet en/of hash, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld er uit bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met bedekt gezicht de coffeeshop zijn binnen gegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "geld, geld" en/of "wiet, wiet" en/of "schieten, schieten", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [benadeelde 5] heeft/hebben vastgepakt en/of weggeduwd.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsvrouw van verdachte bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2 en 4 ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte betrokken is geweest bij deze in [plaats 2] gepleegde gewapende overval en de poging hiertoe, nu de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ten overstaan van de rechter-commissaris zijn teruggekomen op de door hen ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen, die voor verdachte belastend zijn. Daarnaast zou het volgens de raadsvrouw niet goed voorstelbaar zijn dat verdachte juist [plaats 2] zou uitkiezen om overvallen te plegen, nu hij aldaar bekend is omdat hij daar zelf heeft gewoond en zijn ex-vrouw en kinderen daar nog steeds woonachtig zijn.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de hem onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof acht de verklaringen zoals medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] die ten overstaan van de politie hebben afgelegd - anders dan de raadsvrouw heeft betoogd - geloofwaardig.
Met name [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben duidelijke en gedetailleerde verklaringen afgelegd omtrent hetgeen op 20 december 2009 bij de cafetaria [slachtoffer 3] en/of op 20 januari 2010 bij de coffeeshop [benadeelde 7] heeft plaatsgevonden en welke rol verdachte hierin heeft gespeeld. Deze verklaringen zijn daarenboven op essentiële onderdelen (onderling) consistent. Het hof acht hierbij van belang dat [medeverdachte 2] deze verklaringen heeft afgelegd op een moment dat hij (nog) niet in de gelegenheid was geweest om in contact te treden met medeverdachte [medeverdachte 1] na zijn aanhouding ter zake van de overval op de coffeeshop. Ook medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij herhaling ten overstaan van de politie verklaringen afgelegd waaruit de (strafbare) betrokkenheid van verdachte bij voornoemde feiten onomstotelijk blijkt.
Mede op grond van de bij de politie afgelegde verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] stelt het hof de volgende feiten vast.
[slachtoffer 3]
Op 20 december 2009 wordt door medeverdachte [medeverdachte 1] gepoogd cafetaria [slachtoffer 3] te [plaats 2] te overvallen. [medeverdachte 1] verklaart hieromtrent dat zowel '[verdachte]' als de bestuurder van de Toyota, die ook betrokken is geweest bij de andere overvallen die [medeverdachte 1] verweten worden, hierbij betrokken zijn. Met '[verdachte]' doelt medeverdachte [medeverdachte 1] - gelet op zijn overige ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen - op verdachte, hetgeen wordt bevestigd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] verklaart immers dat hij op de dag van de overval met medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] naar [plaats 2] is gereden.
[medeverdachte 1] weet in eerste instantie niet wat er staat te gebeuren. "Ze zeggen nooit wat ik moet doen. Als ik op de plek ben dan zeggen ze het." Hij verklaart voorts: "Die mensen hebben mij onder druk gezet. Ik moest het doen van die mensen" en "dit was de eerste keer dat die ene zei dat ik het alleen moest doen." '[verdachte]' geeft [medeverdachte 1] vervolgens een wapen en iets waarmee hij zijn gezicht kan bedekken. [medeverdachte 1] gaat met een bedekt gezicht de cafetaria binnen en toont het wapen aan een medewerker met de mededeling dat er sprake is van een overval. Bij het zien van het wapen gaat de medewerker echter onmiddellijk naar het kantoortje achter in de cafetaria en drukt op de 'overvalknop'. Medeverdachte [medeverdachte 1] keert hierop onverrichter zake terug en geeft het wapen weer aan '[verdachte]', zijnde verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 3] rijdt vervolgens samen met [medeverdachte 1] en verdachte terug naar [plaats 1], aldus [medeverdachte 3].
Het hof leidt uit vorenstaande feiten en omstandigheden af dat verdachte (strafbaar) betrokken is geweest bij voornoemde poging tot overval op cafetaria [slachtoffer 3] te [plaats 2]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft - zoals ook bij de andere ten laste gelegde overvallen - op initiatief van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] gepoogd cafetaria [slachtoffer 3] te overvallen. Verdachte heeft [medeverdachte 1] voorzien van een wapen en iets waarmee hij zijn gezicht kon bedekken. Het hof acht mede op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met voornoemde medeverdachten dat hij als medepleger van het hem onder 2 primair ten laste gelegde kan worden aangemerkt.
[benadeelde 7]
Op 20 januari 2010 wordt uit de coffeeshop [benadeelde 7] te [plaats 2] door twee (gewapende) overvallers geld en wiet gestolen. Uit zowel de bekennende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat zij degenen zijn geweest die voorzien van een vuurwapen de betreffende coffeeshop zijn binnengegaan.
[medeverdachte 1] verklaart omtrent hetgeen in de aanleiding hiertoe zich heeft afgespeeld: "Ze vroegen of ik geld wilde maken, maar ze wilden niet zeggen hoe. Het was makkelijk zeiden ze." Uit het vervolg van de verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt dat hij met "ze" doelt op '[verdachte]', zijnde verdachte, en '[medeverdachte 3]', zijnde medeverdachte [medeverdachte 3]. '[verdachte]' geeft [medeverdachte 1] een vuurwapen en een bivakmuts, welke goederen hij bij de overval op de coffeeshop gebruikt.
[medeverdachte 2] verklaart dat hij samen met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] naar [plaats 2] is gereden. In [plaats 2] ontmoeten ze verdachte die eveneens plaats neemt in de auto. Op dat moment krijgt [medeverdachte 2] te horen dat "ze een overval willen doen." Vervolgens wijst verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan welke coffeeshop moet worden overvallen, terwijl medeverdachte [medeverdachte 3] in de auto blijft zitten. Naderhand stappen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer in de auto - verdachte zit dan al in de auto - en rijden ze gezamenlijk naar [plaats 1].
Medeverdachte [medeverdachte 3] erkent met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar [plaats 2] te zijn gereden en vervolgens verdachte op een parkeerplaats in [plaats 2] te hebben ontmoet. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zouden vervolgens 15 minuten zijn weggeweest, terwijl [medeverdachte 3] in de auto achterblijft. Als verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de auto terugkomen, heeft [medeverdachte 1] een witte plastic zak bij zich. Ze rijden vervolgens in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] terug naar [plaats 1].
Het hof leidt uit voornoemde feiten en omstandigheden de (strafbare) betrokkenheid van af verdachte bij de hem onder 4 ten laste gelegde overval op coffeeshop [benadeelde 7] te [plaats 2]. Medeverdachte [medeverdachte 3] rijdt samen met - de eerder door hem en verdachte voor de overval geronselde - [medeverdachte 1], alsmede medeverdachte [medeverdachte 2] naar [plaats 2]. In [plaats 2] stapt verdachte in de auto en op dat moment wordt het plan om de coffeeshop te overvallen besproken. [medeverdachte 1] krijgt bij die gelegenheid van verdachte een pistool en een bivakmuts aangereikt, waarna verdachte hem en [medeverdachte 2] de te overvallen coffeeshop aanwijst. Medeverdachte [medeverdachte 3] blijft wachten in de auto. Na ongeveer 15 minuten keren eerst verdachte en dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] terug, waarna medeverdachte [medeverdachte 3] met hen in de auto terugrijdt naar [plaats 1].
Mede op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met voornoemde medeverdachten dat hij als medepleger van het hem onder 4 ten laste gelegde kan worden aangemerkt.
Het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat verdachte zich in [plaats 2] nooit schuldig zou maken aan feiten zoals hem onder 2 en 4 zijn ten laste gelegd, omdat hij daar - kort gezegd - bekendheid geniet, maakt voornoemd oordeel aangaande de bewijsbaarheid van deze feiten niet anders. Het hof acht het eerder aannemelijk dat vanwege het feit dat verdachte in [plaats 2] bekend is, hij zichzelf bij deze overvallen - in tegenstelling tot de overvallen die hij met anderen in [plaats 1] heeft gepleegd - slechts een rol 'achter de schermen' heeft toegedicht en anderen ertoe heeft bewogen de overvallen uit te voeren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en telefoontoestellen en een portemonnee, toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] of [slachtoffer 1] of
[slachtoffer 2] of [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- [slachtoffer 4] hebben vastgepakt en
- op een vuurwapen gelijkende voorwerpen hebben getoond aan of hebben gericht gehouden op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en
- daarbij hebben gezegd tegen [slachtoffer 4] "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", en
- [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en
- daarbij hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best";
2.
hij en zijn mededaders op 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan cafetaria [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3],
- met (deels) bedekt gezicht en medeneming van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp cafetaria [slachtoffer 3] is binnengegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan [benadeelde 2] en
- tegen die [benadeelde 2] heeft geroepen "overval",
welke voorgenomen poging tot diefstal aldus werd vergezeld van genoemd bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 31 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 8] en/of [benadeelde 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, bestaande die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en zijn mededaders:
- tegen [benadeelde 4] hebben geroepen "ik wil het geld, dit is een overval" en "ik heb een pistool", en
- (daarbij) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan en gericht gehouden op die [benadeelde 4];
4.
hij op 20 januari 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en wiet en hash, toebehorende aan [benadeelde 7] of
[benadeelde 7], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] en [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld er uit bestond dat verdachte en zijn mededaders:
- met bedekt gezicht de coffeeshop zijn binnen gegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan en gericht gehouden op die [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en
- (daarbij) hebben geroepen "geld, geld" en "wiet, wiet" en "schieten, schieten", en
- [benadeelde 5] hebben vastgepakt en/of weggeduwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 2: Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 3: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 4: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van ongeveer een maand driemaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op verschillende bedrijven in [plaats 1] en [plaats 2] en het medeplegen van een poging tot een gewapende overval op een cafetaria in [plaats 2]. De handelwijze van verdachte en zijn mededaders heeft er steeds uit bestaan dat mededader [medeverdachte 3] verantwoordelijk was voor het vervoer naar en van de betreffende bedrijfspanden en dat verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer op een vuurwapen gelijkende voorwerpen en (in de meeste gevallen) met (deels) bedekte gezichten - de overvallen daadwerkelijk hebben uitgevoerd. Bij de poging tot een gewapende overval op een cafetaria en de overval op een coffeeshop heeft verdachte zijn mededader(s) voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en iets waarmee het gezicht kon worden bedekt, alsmede de nodige instructies en is hij zelf in de buurt van de 'vluchtauto' gebleven.
Verdachte en zijn mededader(s) hebben bij voornoemde feiten het gebruik van geweld tegen de in die bedrijfspanden aanwezige personen (meestal) niet geschuwd en zij hebben (aldus) steeds een voor deze personen zeer angstaanjagende en bedreigende situatie doen ontstaan. Bij elk van de bewezen verklaarde overvallen hebben de slachtoffers een of meer op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op hen gericht gezien.
Het hof kenschetst de overvallen in onderhavige zaak als brutale overvallen, die steeds op initiatief van verdachte en zijn mededader [medeverdachte 3] hebben plaatsgevonden. Dat de impact van het handelen van verdachte en zijn mededaders op de slachtoffers groot is geweest, blijkt - onder meer - uit de zich in het dossier bevindende vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof tilt dan ook zwaar aan hetgeen in onderhavige zaak bewezen is verklaard.
Het hof hanteert ter zake van (voltooide) overtredingen van de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht ressortelijke oriëntatiepunten. Rekening houdend met de specifieke feiten en omstandigheden van elk bewezen verklaarde feit afzonderlijk, zoals het feit of er al dan niet op enig moment geweld is gebruikt, het feit dat het bij het onder 2 bewezen verklaarde feit bij een poging is gebleven en de volgens diezelfde richtlijnen geldende strafverzwarende omstandigheden, impliceren deze oriëntatiepunten - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Hierbij is reeds rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogens- en geweldsdelicten.
Het hof zal derhalve - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren opleggen, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het voorstel van de raadsvrouw om een deel van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in voorwaardelijke zin aan verdachte op te leggen, miskent naar het oordeel van het hof de ernst van de bewezen verklaarde feiten. De door de Reclassering in het reclasseringsadvies van Jeugdzorg & Reclassering d.d. 25 augustus 2010 voorgestelde interventies voor verdachte kunnen eventueel plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Benadeelde partijen
Feit 1
[benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 1], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in haar vordering niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Het hof constateert dat het zich in het dossier bevindende voegingsformulier incompleet is. Er wordt ten behoeve van de benadeelde partij, zijnde "de medewerkers van de winkel", door [benadeelde 1], als kennelijk gemachtigde door deze benadeelde partij, een vergoeding gevraagd wegens immateriële en materiële schade. Deze schade wordt - zonder enige onderbouwing hiervan - gewaardeerd op - in totaal - € 2.500,-.
Gelet op voornoemde inhoud van het voegingsformulier zal het hof - overeenkomstig de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Feit 2
[benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde 2], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat nu deze benadeelde partij de overval niet direct heeft meegemaakt, in die zin dat zij niet "oog in oog" met de overvaller heeft gestaan, de gevorderde immateriële schade niet als rechtstreeks toegebracht door het strafbare feit kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Vast staat dat [benadeelde 3] ten tijde van de poging tot overval op de cafetaria in de cafetaria aanwezig is geweest. Hoewel zij niet in dezelfde ruimte aanwezig is geweest als de overvaller, heeft zij via een monitor in de ruimte waarin zij zich bevond de poging tot overval kunnen aanschouwen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 2 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 3
[benadeelde 8]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 51e, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij, die zich in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, zich doen vertegenwoordigen onder meer door een daartoe bij bijzondere volmacht door haar schriftelijk gemachtigde. Nu niet is gebleken dat [benadeelde 8], die zich namens de benadeelde partij [benadeelde 8] in eerste aanleg in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, bij bijzondere volmacht door de benadeelde partij schriftelijk is gemachtigd, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Nu vast staat dat door het onder 3 bewezen verklaarde feit schade aan de benadeelde partij is toegebracht, bestaande uit het weggenomen geldbedrag van - in ieder geval - € 3.000,-, en verdachte hiervoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is, zal het hof voornoemd bedrag in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.
[benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde 4], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële en immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Als materiële schadeposten heeft de benadeelde partij kosten voor medicijnen van € 33,89 en 'extra kosten' van € 100,- opgegeven. De immateriële schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 1.500,-.
Van de zijde van verdachte is de vordering van de benadeelde partij in zoverre betwist dat uit de bij het voegingsformulier gevoegde facturen niet genoegzaam de omvang van de medicijnkosten zou blijken.
Het hof is van oordeel dat een deel van de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 3 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft het bedrag van € 13,10 voor de aangeschafte medicijnen, overeenkomstig de bij het voegingsformulier gevoegde factuur.
Het hof is van oordeel dat voor het overige deel van de gevorderde materiële kosten de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd om tot een inhoudelijke beoordeling hiervan te geraken. Gelet hierop dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof is voorts van oordeel dat de gevorderde immateriële schade, te weten € 1.500,-, dient te worden toegewezen.
Het hof acht voornoemde bedragen gegrond en voor toewijzing vatbaar in voege als na te melden, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 31 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 4
[benadeelde 7]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de volgende schadeposten opgegeven, welke dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit:
1. gestolen verdovende middelen € 4.128,50
2. gestolen geld kassa € 600,-
3. omzetverlies € 3.848,-
Het hof is - overeenkomstig het pleidooi van de raadsvrouw op dit punt - van oordeel dat een deel van de gevorderde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 4 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft de bedragen genoemd onder de kostenposten 1. en 2. Het hof bepaalt dat het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof acht voornoemde bedragen gegrond en voor toewijzing vatbaar in voege als na te melden, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 5], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële en immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Als materiële schadeposten heeft de benadeelde partij de waarde van het van hem gestolen geld opgegeven, te weten een bedrag van € 625,-. De immateriële schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van - in totaal - € 1.375,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde 6], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], gevestigd te [vestigingsplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend euro, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 4], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijftienhonderddertien euro en tien cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijftienhonderddertien euro en tien cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro en vijftig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro en vijftig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenenvijftig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 5], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieëntwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 6], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 6], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.