ECLI:NL:GHARN:2011:BP9008

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0358
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • J.M.J. Denie
  • T.M.L. Wolters
  • W. van Kordelaar
  • B.C.M. Raes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel voor een ongewenst vreemdeling met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een betrokkene, geboren in Duitsland in 1973, die verblijft in de P.I. Amsterdam. De rechtbank Amsterdam had eerder op 30 juli 2010 besloten dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders moest worden voortgezet. De betrokkene heeft een langdurige verslavingsproblematiek en heeft geweigerd mee te werken aan een repatriëring naar Duitsland. Het hof oordeelt dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij, gezien het recidivegevaar dat voortvloeit uit de verslavingsproblematiek van de betrokkene. De betrokkene heeft geen Nederlandse nationaliteit en kan daardoor niet deelnemen aan het extramurale gedeelte van het programma, wat zijn re-integratie bemoeilijkt. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en stelt dat de voortzetting van de maatregel niet zinloos is, ondanks de ongewenstverklaring van de betrokkene. De omstandigheden die buiten de macht van de betrokkene liggen, zoals zijn weigering tot repatriëring, maken het noodzakelijk dat de ISD-maatregel wordt voortgezet. Het hof concludeert dat de beslissing van de rechtbank op juiste gronden is genomen en bevestigt deze met aanvulling van gronden.

Uitspraak

ISD P10/0358
Beslissing d.d. 7 maart 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
betrokkene
geboren in Duitsland in 1973,
verblijvende in P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring Tafelbergweg,
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2010, inhoudende dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Overwegingen:
Het standpunt van het openbaar ministerie
Betrokkene is ongewenst vreemdeling verklaard. Vrijdag 18 februari 2011 is deze beslissing aan betrokkene betekend. Deze beslissing treedt onmiddellijk in werking, tenzij een procedure bij de voorzieningenrechter wordt gestart en deze rechter anders zal beslissen. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient, nu niet zeker is of de uitzetting direct kan worden geëffectueerd, ter beveiliging van de maatschappij te worden voortgezet. De beslissing van de rechtbank moet daarom bevestigd worden.
Het standpunt van betrokkene en zijn raadsvrouw
De ISD-maatregel dient beëindigd te worden. De opheffing van de maatregel zal niet leiden tot onveiligheid. Het criminele gedrag van betrokkene kwam voort uit een verslavingsproblematiek, daar is thans geen sprake meer van. Verder speelt de omstandigheid dat hij, gelet op de ongewenstverklaring, mogelijk zal worden uitgezet naar Duitsland, waar hem nog een gevangenisstraf van ongeveer negen maanden te wachten staat. Voortzetting van de maatregel is bovendien niet zinvol, nu er geen verdere behandeling plaats vindt en door omstandigheden die buiten de macht van betrokkene liggen een extramurale fase niet aan de orde is en aldus het doel van re-integratie door middel van behandeling en hulpverlening niet kan worden nagestreefd. Voortzetting van de maatregel komt neer op een verkapte vreemdelingenbewaring.
Het oordeel van het hof
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Daarbij dient gezien de wettekst en de wetsgeschiedenis het volgende beslissingskader te gelden: er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Uit de evaluatie van het verblijfsplan van 1 februari 2011 komt naar voren dat bij betrokkene al geruime tijd sprake is van een verslavingsproblematiek. Daarnaast is uit het testpsychologisch onderzoek naar voren gekomen dat betrokkene impulsief handelt en geen enkel probleembesef heeft. Hij heeft voorts moeite om de juiste wegen te bewandelen wanneer hij zaken geregeld wil hebben. Betrokkene heeft inmiddels een leefstijltraining gedaan.
Betrokkene heeft op 27 december 2010 geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een blaastest en heeft tijdens een UC controle positief gescoord op het gebruik van harddrugs.
Naar het oordeel van het hof is de langdurige verslavingsproblematiek, die niet behandeld is, een indicatie voor blijvend recidivegevaar. Indien het juridische kader bij betrokkene zal wegvallen, is te verwachten dat hij opnieuw zal ontsporen met als gevolg delictgevaarlijk gedrag.
De beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- vordert derhalve dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.
In voornoemde evaluatie staat voorts vermeld dat het de bedoeling was om betrokkene over te plaatsen naar de Grittenborgh en hem vervolgens te repatriëren naar Duitsland. Doordat betrokkene van origine Duitser is, niet beschikt over de Nederlandse nationaliteit en geen ziektekostenverzekering kan afsluiten, kan hij niet meedoen aan het extramurale gedeelte van het programma en mag hij alleen interne trainingen volgen.
Betrokkene heeft geweigerd en weigert ook nu nog aan een repatriëring naar Duitsland op vrijwillige basis zijn medewerking te verlenen.
Op grond van het bovenstaande kan niet gezegd worden dat de voortzetting van de maatregel door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt niet zinvol is.
Het hof is derhalve met de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voortgezet dient te worden.
De omstandigheid dat betrokkene ongewenst vreemdeling is verklaard, staat hier los van; daarbij komt dat het hof geen consequenties kan verbinden aan de door de raadsvrouw aangekondigde, maar nog niet aanhangige procedure bij de voorzieningenrechter.
De beslissing waarvan beroep
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing van de rechtbank met overneming en aanvulling van gronden worden bevestigd.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt onder aanvulling van gronden de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 30 juli 2010 met betrekking tot betrokkene.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr T.M.L. Wolters als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs als griffier,
en op 7 maart 2011 in het openbaar uitgesproken.