ECLI:NL:GHARN:2011:BP9006

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002372-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen op verschillende bedrijven met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van meerdere gewapende overvallen op verschillende bedrijven, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De overvallen vonden plaats tussen 15 december 2009 en 20 januari 2010, waarbij de verdachte samen met anderen slachtoffers heeft gedwongen tot de afgifte van geld en goederen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] samen met mededaders een overval heeft gepleegd op een meubelzaak, waarbij slachtoffers onder bedreiging met vuurwapens zijn gedwongen tot afgifte van geld en telefoons. Op 20 december 2009 heeft de verdachte geprobeerd een cafetaria te overvallen, maar deze poging is niet voltooid. De verdachte heeft ook op 31 december 2009 en 20 januari 2010 overvallen gepleegd op andere bedrijven, waarbij wederom geweld is gebruikt. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de overvallen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002372-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-663027-10
Arrest van 24 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 september 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
ingeschreven en verblijvende te Veenhuizen, [adres],
in PI Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen en heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen een maatregel opgelegd, een en ander zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep 12 januari 2011 en 10 maart 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen, nu hetgeen het hof wettig en overtuigend bewezen acht ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde - op onderdelen - verschilt van hetgeen de rechtbank in het bestreden vonnis wettig en overtuigend bewezen heeft geacht en het hof verdachte zal vrijspreken van hetgeen hem onder 5 en 6 ten laste is gelegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - met inachtneming van de wijziging die in eerste aanleg is toegelaten - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of één of meer telefoontoestel(len) en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans één of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond aan en/of heeft/hebben gericht gehouden op
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd (tegen [slachtoffer 4]) "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best", althans woorden van gelijke strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of één of meer telefoontoestel(len) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of
- één of meer vuurwapen(s), althans één of meer op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond aan en/of heeft/hebben gericht gehouden op
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd (tegen [slachtoffer 4]) "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en/of
- (daarbij) heeft/hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best", althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij en/of (één of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- met (deels) bedekt gezicht en/of (zichtbare) medeneming van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp cafetaria [slachtoffer 3] is/zijn binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op [benadeelde 2] en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geroepen "overval", althans woorden van gelijke strekking,
welke (voorgenomen) (poging tot) diefstal (aldus) werd vergezeld en/of gevolgd van bedoeld/genoemd geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij en/of (één of meer van) zijn mededader(s) op of omstreeks 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- de cafetaria met een (gedeeltelijk) bedekt gezicht en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is/zijn binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 2] en/of
- heeft/hebben geroepen of gezegd: "overval", althans woorden van gelijke strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld (EURO 5007,-) en/of sleutels, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 7] en/of [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- tegen [benadeelde 4] heeft/hebben geroepen "ik wil het geld, dit is een overval" en/of "ik heb een pistool", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 4];
4.
hij op of omstreeks 20 januari 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of één of meer zakje(s) wiet en/of hash, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld er uit bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met bedekt gezicht de coffeeshop zijn binnen gegaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan en/of gericht gehouden op die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "geld, geld" en/of "wiet, wiet" en/of "schieten, schieten", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) [benadeelde 5] heeft/hebben vastgepakt en/of weggeduwd;
5.
hij op of omstreeks 23 maart 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], een wapen van categorie III, te weten een revolver (Armenius, .22 Magnum) en/of munitie van categorie III, te weten 7, althans één of meer patro(o)n(en) (.22 Magnum, met een kogelpunt met een deformerende werking), voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 23 maart 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 75,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 2 ten laste gelegde - kort gezegd - poging tot een gewapende overval van cafetaria [slachtoffer 3] te [plaats 2]. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte a) zijn gezicht bedekt had, b) het woord "overval" heeft geroepen en c) een wapen heeft gericht op [benadeelde 2]. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is van een begin van uitvoering, zoals bij het aannemen van een strafbare poging is vereist.
Op grond van de stukken in het procesdossier - waaronder de hierin opgenomen camerabeelden van hetgeen zich op 20 december 2009 in de betreffende cafetaria heeft voorgedaan - en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, gaat het hof uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 20 december 2009 komt verdachte - met zijn gezicht tot over zijn neus bedekt met een sjaal en met de capuchon van zijn jas op zijn hoofd - de betreffende cafetaria binnen. [benadeelde 2] hoort de deurbel en loopt van achter uit de zaak naar de counter om verdachte te helpen. Ze vraagt verdachte zijn sjaal voor zijn gezicht weg te halen. Op dat moment loopt verdachte in de richting van de kassa en roept "overval", waarbij hij met zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn rechter jaszak haalt en deze enkele tellen aan [benadeelde 2] toont. Met zijn linkerhand reikt hij [benadeelde 2] een witte plastic tas aan. Hierop gaat [benadeelde 2] onmiddellijk naar achteren en drukt op de 'overvalknop'. Na enkele ogenblikken verlaat verdachte het pand via de deur waardoor hij naar binnen is gekomen.
Het hof acht - anders dan de raadsman - op grond van de aangiftes, de verklaring van verdachte en hetgeen op voornoemde camerabeelden is waar te nemen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn gezicht had bedekt en dat hij op enig moment heeft geroepen "overval". Anders dan de raadsman heeft betoogd, is niet vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging dient te worden belegd met twee bewijsmiddelen.
Het hof stelt voorts vast dat verdachte een in zijn rechter jaszak bevindend op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn jaszak heeft gehaald en dit voorwerp enkele tellen aan [benadeelde 2] heeft getoond. Op grond van de camerabeelden acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit voorwerp heeft gericht op [benadeelde 2]. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Op grond van vorenstaande feitelijke gang van zaken is het hof van oordeel dat er sprake is van een begin van uitvoering en derhalve van een (strafbare) poging tot een gewapende overval. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen het hem onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof zal verdachte evenwel vrijspreken van het hem onder 5 en 6 ten laste gelegde, nu de in de tenlastelegging opgenomen pleegplaats niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het wapen, de munitie en de verdovende middelen zijn op 23 maart 2010 aangetroffen in twee woningen waar verdachte verblijft. Deze woningen zijn echter gelegen in [plaats 1] en niet in [plaats 2] zoals de tenlastelegging vermeldt.
Gelet op vorenstaande behoeft het ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde gevoerde bewijsverweer van de raadsman geen bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en telefoontoestellen en een portemonnee, toebehorende aan de meubelzaak [benadeelde 1] of [slachtoffer 1] of
[slachtoffer 2] of [slachtoffer 4], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- [slachtoffer 4] hebben vastgepakt en
- op een vuurwapen gelijkende voorwerpen hebben getoond aan of hebben gericht gehouden op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en
- daarbij hebben gezegd tegen [slachtoffer 4] "niet schreeuwen, gewoon niet gek doen", en
- [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben vastgehouden in een ruimte van de meubelzaak [benadeelde 1] en
- daarbij hebben gezegd "jullie worden gefouilleerd en als er dan nog wat wordt aangetroffen dan is het niet best";
2.
hij en zijn mededaders op 20 december 2009 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan cafetaria [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 3],
- met (deels) bedekt gezicht en medeneming van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp cafetaria [slachtoffer 3] is binnengegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan [benadeelde 2] en
- tegen die [benadeelde 2] heeft geroepen "overval",
welke voorgenomen poging tot diefstal aldus werd vergezeld van genoemd bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 31 december 2009 in de gemeente [gemeente 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld toebehorende aan het bedrijf [benadeelde 7] en/of [benadeelde 7], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, bestaande die bedreiging met geweld er uit dat verdachte en zijn mededaders:
- tegen [benadeelde 4] hebben geroepen "ik wil het geld, dit is een overval" en "ik heb een pistool", en
- (daarbij) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan en gericht gehouden op die [benadeelde 4];
4.
hij op 20 januari 2010 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en wiet en hash, toebehorende aan [benadeelde 8] of
[benadeelde 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 5] en [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld er uit bestond dat verdachte en zijn mededaders:
- met bedekt gezicht de coffeeshop zijn binnen gegaan en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan en gericht gehouden op die [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en
- (daarbij) hebben geroepen "geld, geld" en "wiet, wiet" en "schieten, schieten", en
- [benadeelde 5] hebben vastgepakt en/of weggeduwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 2: Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 3: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
onder 4: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Er zijn omtrent verdachte door P.G. van Benschop, ontwikkelingspsycholoog NIP, en C.J.M. Vredeveld, zenuwarts en forensisch psychiater, d.d. 16 augustus 2010 en 6 augustus 2010 Pro Justitia rapporten uitgebracht.
Door beide deskundigen wordt geconcludeerd - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in zin van een aanpassingsstoornis) bestond dat deze feiten hem in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het hem ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van ongeveer een maand driemaal schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op verschillende bedrijven in [plaats 1] en [plaats 2] en het medeplegen van een poging tot een gewapende overval op een cafetaria in [plaats 2]. De handelwijze van verdachte en zijn mededaders heeft er steeds uit bestaan dat mededader [medeverdachte] verantwoordelijk was voor het vervoer naar en van de betreffende bedrijfspanden en dat verdachte en/of zijn mededader(s) - voorzien van een of meer op een vuurwapen gelijkende voorwerpen en (in de meeste gevallen) met (deels) bedekte gezichten - de overvallen daadwerkelijk hebben uitgevoerd.
Verdachte en zijn mededader(s) hebben bij voornoemde feiten het gebruik van geweld tegen de in die bedrijfspanden aanwezige personen (meestal) niet geschuwd en zij hebben (aldus) steeds een voor deze personen zeer angstaanjagende en bedreigende situatie doen ontstaan. Bij elk van de bewezen verklaarde overvallen hebben de slachtoffers een of meer op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op hen gericht gezien.
Het hof kenschetst de overvallen in onderhavige zaak als brutale overvallen. Dat de impact van het handelen van verdachte en zijn mededaders op de slachtoffers groot is geweest, blijkt - onder meer - uit de zich in het dossier bevindende vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof tilt dan ook zwaar aan hetgeen in onderhavige zaak bewezen is verklaard.
Het hof hanteert ter zake van (voltooide) overtredingen van de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht ressortelijke oriëntatiepunten. Rekening houdend met de specifieke feiten en omstandigheden van elk bewezen verklaarde feit afzonderlijk, zoals het feit of er al dan niet op enig moment geweld is gebruikt, het feit dat het bij het onder 2 bewezen verklaarde feit bij een poging is gebleven en de volgens diezelfde richtlijnen geldende strafverzwarende omstandigheden, impliceren deze oriëntatiepunten - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Hierbij is reeds rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 maart 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof merkt in dit geval als strafverminderende omstandigheid aan dat verdachte bij geen van de gepleegde overvallen, of de poging daartoe, een initiërende rol heeft gehad. Verdachte heeft meerdere malen verklaard dat hij door anderen onder druk is gezet om de overvallen te plegen. Mede in aanmerking genomen dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd, zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren opleggen, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beslag
De door het hof verbeurd te verklaren voorwerpen, te weten een bivakmuts en twee zwarte jassen, zijn daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die voorwerpen zijn de hiervoor
bewezen verklaarde feiten begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat zij toebehoren aan verdachte.
De door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerpen, te weten de verdovende middelen, zijn daarvoor vatbaar. Immers die voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Benadeelde partijen
Feit 1
[benadeelde 1]'s
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 1]'s, gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in haar vordering niet-ontvankelijk is verklaard en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Het hof constateert dat het zich in het dossier bevindende voegingsformulier incompleet is. Er wordt ten behoeve van de benadeelde partij, zijnde "de medewerkers van de winkel", door [benadeelde 1]'s, als kennelijk gemachtigde door deze benadeelde partij, een vergoeding gevraagd wegens immateriële en materiële schade. Deze schade wordt - zonder enige onderbouwing hiervan - gewaardeerd op - in totaal - € 2.500,-.
Gelet op voornoemde inhoud van het voegingsformulier zal het hof - overeenkomstig de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Feit 2
[benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde 2], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is van de zijde van verdachte weersproken, in die zin dat nu het dossier geen verklaring omtrent de door de benadeelde partij geleden psychische schade bevat, deze schade niet (eenvoudig) kan worden vastgesteld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van algemene ervaringsregels staat vast dat het handelen zoals onder 2 bewezen is verklaard voor slachtoffers van dergelijke feiten psychisch leed veroorzaakt, welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de vordering van de benadeelde partij op dit punt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat nu deze benadeelde partij de overval niet direct heeft meegemaakt, in die zin dat zij niet "oog in oog" met de aanvaller heeft gestaan, de gevorderde immateriële schade niet als rechtstreeks toegebracht door het strafbare feit kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Vast staat dat [benadeelde 3] ten tijde van de poging tot overval op de cafetaria in de cafetaria aanwezig is geweest. Hoewel zij niet in dezelfde ruimte aanwezig is geweest als de overvaller, heeft zij via een monitor in de ruimte waarin zij zich bevond de poging tot overval kunnen aanschouwen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de gestelde immateriële schade in een zodanig verband staat met het onder 2 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat nu het dossier geen verklaring omtrent de door de benadeelde partij geleden psychische schade bevat, dit niet (eenvoudig) kan worden vastgesteld. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van algemene ervaringsregels staat vast dat het handelen zoals onder 2 bewezen is verklaard voor slachtoffers van dergelijke feiten psychisch leed veroorzaakt, welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de vordering van de benadeelde partij op dit punt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 3
[benadeelde 7]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 51e, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij, die zich in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, zich doen vertegenwoordigen onder meer door een daartoe bij bijzondere volmacht door haar schriftelijk gemachtigde. Nu niet is gebleken dat [benadeelde 7], die zich namens de benadeelde partij [benadeelde 7] in eerste aanleg in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, bij bijzondere volmacht door de benadeelde partij schriftelijk is gemachtigd, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Nu vast staat dat door het onder 3 bewezen verklaarde feit schade aan de benadeelde partij is toegebracht, bestaande uit het weggenomen geldbedrag van - in ieder geval - € 3.000,-, en verdachte hiervoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is, zal het hof voornoemd bedrag in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.
[benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[benadeelde 4], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële en immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Als materiële schadeposten heeft de benadeelde partij kosten voor medicijnen van € 33,89 en 'extra kosten' van € 100,- opgegeven. De immateriële schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 1.500,-.
Het hof is van oordeel dat een deel van de gestelde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 3 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft het bedrag van € 33,89 voor de aangeschafte medicijnen. Nu - anders dan de raadsman heeft bepleit - niet vaststaat dat een verzekeringsmaatschappij van de benadeelde de schade heeft vergoed, zal het hof de vordering toewijzen.
Het hof is van oordeel dat voor het overige deel van de gevorderde materiële kosten de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd om tot een inhoudelijke beoordeling hiervan te geraken. Gelet hierop dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof is voorts van oordeel dat de gevorderde immateriële schade dient te worden toegewezen. Dit deel van de vordering is van de zijde van verdachte weersproken, in die zin dat nu het dossier geen verklaring omtrent de door de benadeelde partij geleden psychische schade bevat, dit niet (eenvoudig) kan worden vastgesteld. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van algemene ervaringsregels staat vast dat het handelen zoals onder 3 bewezen is verklaard voor slachtoffers van dergelijke feiten psychisch leed veroorzaakt, welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de vordering van de benadeelde partij op dit punt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof acht voornoemde bedragen gegrond en voor toewijzing vatbaar in voege als na te melden, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 31 december 2009. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Feit 4
[benadeelde 8]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de volgende schadeposten opgegeven, welke dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit:
1. gestolen verdovende middelen € 4.128,50
2. gestolen geld kassa € 600,-
3. omzetverlies € 3.848,-
Het hof is van oordeel dat een deel van de gevorderde materiële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het onder 4 bewezen verklaarde feit, dat deze aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft de bedragen genoemd onder de kostenposten 1. en 2. Het hof bepaalt dat het overige deel van de vordering - overeenkomstig het pleidooi van de raadsman op dit punt - niet-ontvankelijk is nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het hof acht voornoemde bedragen gegrond en voor toewijzing vatbaar in voege als na te melden, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 5], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële en immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. Als materiële schadeposten heeft de benadeelde partij de waarde van het van hem gestolen geld opgegeven, te weten een bedrag van € 625,-. De immateriële schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-.
De vordering is ten aanzien van de gevraagde immateriële schade van de zijde van verdachte weersproken, in die zin dat nu het dossier geen verklaring omtrent de door de benadeelde partij geleden psychische schade bevat, dit niet (eenvoudig) kan worden vastgesteld. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van algemene ervaringsregels staat vast dat het handelen zoals onder 4 bewezen is verklaard voor slachtoffers van dergelijke feiten psychisch leed veroorzaakt, welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de vordering van de benadeelde partij op dit punt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij - gelet op vorenstaande - toewijzen tot een bedrag van - in totaal -
€ 1.375,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[benadeelde 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, [benadeelde 6], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens immateriële schade als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
De vordering is van de zijde van verdachte weersproken, in die zin dat nu het dossier geen verklaring omtrent de door de benadeelde partij geleden psychische schade bevat, dit niet (eenvoudig) kan worden vastgesteld. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op grond van algemene ervaringsregels staat vast dat het handelen zoals onder 4 bewezen is verklaard voor slachtoffers van dergelijke feiten psychisch leed veroorzaakt, welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. Nu de vordering van de benadeelde partij op dit punt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, kan deze worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 20 januari 2010. Eén en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door een mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
- een bivakmuts;
- twee zwarte jassen;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- een revolver;
- munitie;
- verdovende middelen;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1]'s, gevestigd te [vestigingsplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend euro, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 4], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijftienhonderddrieëndertig euro en negenentachtig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijftienhonderddrieëndertig euro en negenentachtig cent, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro en vijftig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierduizend zevenhonderdachtentwintig euro en vijftig cent, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 8], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenenvijftig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 5], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend driehonderdvijfenzeventig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drieëntwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 6], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenhonderdvijftig euro, vermeerderd met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 6], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K.J. van Dijk, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.