ECLI:NL:GHARN:2011:BP8831

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001795-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor mishandeling, maar heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en de ontkennende verklaring van de verdachte werd ondersteund door andere getuigen, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken.

De feiten van de zaak dateren van de nacht van 28 op 29 november 2008, waar een woordenwisseling tussen de verdachte en het slachtoffer, [slachtoffer], leidde tot een handgemeen. Drie getuigen verklaarden dat de verdachte de agressor was, terwijl twee andere getuigen de verdachte steunden in zijn ontkenning. Het hof oordeelde dat de tegenstrijdige verklaringen en het gebrek aan overtuigend bewijs leidden tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de mishandeling.

De benadeelde partij, [benadeelde], had zich in eerste aanleg gevoegd, maar haar vordering werd niet ontvankelijk verklaard. In hoger beroep werd deze vordering niet opnieuw ingediend, waardoor het hof niet in staat was om hierover te oordelen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, waarmee het hof recht deed op het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001795-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-020627-09
Arrest van 22 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiar 10 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 29 november 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal op/tegen het gezicht en/of op/tegen het (boven)lichaam heeft gestompt/geslagen/geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof heeft op basis van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen leidt het hof de navolgende zaken af.
In de nacht van vrijdag 28 november 2008 op zaterdag 29 november 2008 ontstaat tussen verdachte en aangever [slachtoffer], een woordenwisseling. Kort daarop volgt een handgemeen. Er zijn drie - voor verdachte - belastende verklaringen afgelegd. De dochter en echtgenote van het slachtoffer merken verdachte aan als de agressor. Tegenover de drie belastende verklaringen staat de ontkennende verklaring van verdachte, die wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. De verklaringen van deze twee getuigen omtrent het verloop van de gebeurtenissen verschillen zozeer van die van de andere twee getuigen, dat het hof op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zij in haar vordering niet ontvankelijk is verklaard en dat deze vordering in hoger beroep niet opnieuw is gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op die vordering beslissen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.