ECLI:NL:GHARN:2011:BP8792

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002865-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor openlijk geweld en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld en mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel was ontstaan. Tijdens de zitting ontkende de verdachte de beschuldigingen en stelde dat hij enkel had geprobeerd om de betrokkenen uit elkaar te houden. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet ongeloofwaardig was en dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op de ten laste gelegde feiten. Hierdoor ontbrak het vereiste bewijs voor zowel openlijk geweld als mishandeling.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig zouden worden toegewezen. Het hof kwam echter tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij. De benadeelde partij [benadeelde 1] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, terwijl de benadeelde partij [benadeelde 2] zich niet opnieuw had gevoegd in het hoger beroep. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van alle beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 24-002865-10
parketnummer eerste aanleg: 07-686150-10
Arrest van 21 maart 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 december 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende jeugddetentie.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel zal toewijzen en ter zake van deze beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof komt tot een andere beslissing dan de eerste rechter.
Reeds daarom zal het vonnis worden vernietigd en opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Het hof heeft ter terechtzitting de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegelaten overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Een fotokopie van die vordering is aan dit arrest gehecht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging, zoals hierboven bedoeld - ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 16 april 2010 te [plaats] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het krachtig en/of met gebalde vuist(en) slaan/stompen in/tegen het gezicht/hoofd van voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2];
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 16 april 2010 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en), te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2], krachtig en/of met gebalde vuist in/tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, en/of tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel (één of meer tandfracturen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof grondt deze beslissing op het volgende.
Het strafdossier biedt geen éénduidig beeld omtrent de aan de verdachte ten laste gelegde beschuldigingen en de daaraan ten grondslag liggende feitelijke handelingen. Een aantal verklaringen, te weten de verklaringen die door aangever [benadeelde 2], de getuige [getuige 1] en de medeverdachte [medeverdachte] zijn afgelegd bij de politie, duidt erop, dan wel lijkt erop te duiden dat [benadeelde 1] door de verdachte is geslagen. Een aantal andere verklaringen, te weten de verklaringen die door de getuige [getuige 2] en de verdachte zijn afgelegd door de politie, duidt er anderzijds op dat zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] is geslagen door de medeverdachte [medeverdachte].
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij gedurende het gewelddadige incident, waarvan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] het slachtoffer zijn geworden, uitsluitend geprobeerd heeft de personen die bij dit incident betrokken waren uit elkaar te halen en uit elkaar te houden, door die personen weg te duwen met zijn armen. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet heeft geslagen en dat hij geen opzet heeft gehad om iemand te slaan.
Het hof acht deze verklaring van de verdachte niet ongeloofwaardig. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof daarbij een authentieke indruk op het hof gemaakt.
Daarbij speelt een rol dat aangever [benadeelde 1] onder meer heeft verklaard uit het niets te zijn geslagen en dat het zo snel ging dat hij niet heeft gezien wie hem heeft geslagen.
Hoewel voldoende wettig bewijs in het strafdossier aanwezig is, ontbreekt de overtuiging voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De lezing van de feitelijke gebeurtenissen en het aandeel van de verdachte daarin, zoals weergegeven door de verdachte in zijn verklaring ter terechtzitting van het hof, acht het hof, zoals reeds aangegeven, niet ongeloofwaardig. Gelet hierop ontbreekt het vereiste bewijs voor het opzet van de verdachte, zowel op het in vereniging plegen van openlijk geweld, als op het medeplegen van mishandeling.
Op grond van het bovenstaande zal het hof de verdachte vrijspreken van het aan hem ten laste gelegde.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 2] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd als benadeelde partij, dat de benadeelde partij [benadeelde 2] in eerste aanleg in zijn vordering niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op die vordering beslissen.
[benadeelde 1] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd als benadeelde partij en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij [benadeelde 1] dient in verband met de vrijspraak van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij [benadeelde 1], als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.