ECLI:NL:GHARN:2011:BP8658

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000368-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling en bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 47 dagen opgelegd en had een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet in het vonnis opgenomen. Het hof oordeelde dat deze beslissing ten onrechte niet was neergelegd, waardoor het hoger beroep zich formeel niet tegen deze beslissing richtte. Het hof verstond dat het hoger beroep ook gericht was tegen de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

De verdachte had zich op 22 november 2009 schuldig gemaakt aan bedreiging van een slachtoffer door dreigende woorden te uiten. Het hof achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De strafmotivering was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof concludeerde dat de opgelegde gevangenisstraf van 47 dagen passend en noodzakelijk was, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen, met aftrek van het voorarrest. Het hof gelastte dat het gedeelte van de vrijheidstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer was gelegd, alsnog volledig moest worden ondergaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000368-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-440263-09
VI-zaaknummer: 99-000005-16
Arrest van 18 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp, Almelo te Almelo,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, die heeft verklaard niet gemachtigd te zijn tot het ter terechtzitting voeren van de verdediging.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 28 januari 2010 tevens beslist op de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte te herroepen in verband met het aangebrachte feit.
In artikel 15i lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is, voor zover hier van belang, bepaald: "Indien de veroordeelde wordt vervolgd wegens een strafbaar feit begaan voor het einde van de proeftijd en de vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met dat strafbare feit is bevoegd de rechtbank die bevoegd is tot kennisneming van het strafbare feit."
Het zevende lid van dit artikel houdt in, dat in de gevallen waarin de behandeling van de zaak niet gelijktijdig geschiedt met de behandeling van een feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd een aparte procedure is voorgeschreven in artikel 15e, derde tot en met zevende lid.
In artikel 15j lid 4 Sr is bepaald dat geen rechtsmiddel openstaat tegen de beslissing van de rechtbank op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling die geen deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van andere strafbare feiten.
Het hof leidt uit dit samenstel van bepalingen af dat de beslissing op een vordering die gebaseerd is op het overtreden van de algemene voorwaarde (het niet plegen van strafbare feiten) deel behoort uit te maken van het strafvonnis.
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft ten onrechte de beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling niet in het vonnis, waarvan beroep, neergelegd, waardoor het hoger beroep zich formeel niet richt tegen deze beslissing.
Het hof verstaat dat het hoger beroep mede is gericht tegen de beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 28 januari 2010.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen, met aftrek van het voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft ten onrechte de beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling niet in het vonnis neergelegd. Daarom zullen beide
beslissingen worden vernietigd en zal er opnieuw recht worden gedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 22 november 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Maatman dreigend de woorden toegevoegd :"Steek me de gek niet aan, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Maatman dreigend de woorden toegevoegd: "Steek me de gek niet aan, anders steek ik je neer".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 22 november 2009 schuldig gemaakt aan bedreiging van
[slachtoffer]. Door zijn handelen heeft verdachte bij aangever gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij, blijkens het Uittreksel uit de Justitiële documentatie van d.d. 23 december 2010, een 32 pagina's tellend stuk, al meerdere keren voor agressie- en geweldsdelicten veroordeeld is, onder meer tot gevangenisstraffen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de - in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde - onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
47 dagen een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (99-000005-16)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 september 2008 (parketnummer 07-440110-08) is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 1 oktober 2008 is gestart.
Op 26 juni 2009 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft d.d. 11 december 2009 gevorderd dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Veroordeelde heeft het hiervoor bewezen verklaarde feit begaan vóór het einde van de proeftijd. Daarmee heeft hij zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde welke is gekoppeld aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Het hof wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 15, 15a, 15b, 15c, 15g, 15i en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt de beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling, en
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zevenenveertig dagen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 57 dagen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A. Dijkstra, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. F.W.J. den Ottolander buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.