ECLI:NL:GHARN:2011:BP7664

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003077-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bezit van cocaïne en vernieling, vrijspraak voor uitgeven van vals geld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1986, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. O. Bolluyt. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder het opzettelijk uitgeven van vals geld, het bezit van cocaïne en de vernieling van een ruit. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 november 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk vals geld heeft uitgegeven, maar oordeelt dat niet bewezen kan worden dat hij op de hoogte was van de valsheid van het geld. Daarom is de verdachte vrijgesproken van deze tenlastelegging. Wel is bewezen dat hij op dezelfde datum ongeveer 0,8 gram cocaïne in zijn bezit had en dat hij op 14 januari 2008 een ruit heeft vernield. Het hof heeft de verdachte hiervoor strafbaar geacht.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van drie weken en dat de in beslag genomen valse bankbiljetten en cocaïne aan het verkeer zouden worden onttrokken. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toegewezen en de in beslag genomen cocaïne onttrokken aan het verkeer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, waarbij rekening is gehouden met zijn strafrechtelijk verleden en de tijd die hij al in verzekering heeft doorgebracht. Het hof heeft de teruggave gelast van de overige bankbiljetten aan de verdachte, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003077-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-600364-08 en 07-602065-08
Arrest van 15 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 augustus 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-600364-08 en 07-602065-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, voor zover aan hoger beroep onderworpen, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, een bijkomende straf en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het in zaak
A onder 1 en 2 en in zaak B onder 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de in beslag genomen valse bankbiljetten zal verbeurd verklaren en de in beslag genomen hoeveelheid cocaïne zal onttrekken aan het verkeer.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan hoger beroep onderworpen - ten laste gelegd, dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 24 november 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) bankbiljet(ten) van twintig euro en/of tien euro en/of vijf euro heeft uitgegeven;
2.
hij op of omstreeks 24 november 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak B
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en/of een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Aan verdachte is in zaak A onder 1 ten laste gelegd dat hij zich op 24 november 2007 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk uitgeven van vals(e) bankbiljet(ten).
Het hof is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van de valsheid van het bankbiljet ten tijde van het uitgeven daarvan. Derhalve ontbreekt het bewijs voor de vereiste opzet bij verdachte en dient hij van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
2.
hij op 24 november 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Zaak B
2.
hij op 14 januari 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Zaak B
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 24 november 2007 zijn bij een insluitingsfouillering in de kleding van verdachte zes bolletjes met witte poeder aangetroffen, waarvan later door de Technische Recherche van de Politie Flevoland is vastgesteld dat het cocaïne betrof met een netto gewicht van 0.8 gram. Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. De strafwaardigheid hiervan is gelegen in de bedreiging die het gebruik van harddrugs voor de volksgezondheid vormt en de met dit gebruik gepaard gaande criminaliteit en (andere) overlast.
Verdachte heeft zich voorts op 14 januari 2008 schuldig gemaakt aan het vernielen van een ruit. Verdachte heeft door aldus te handelen schade veroorzaakt en een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2010, waaruit - ten nadele van verdachte - blijkt dat hij meermalen, onder meer ter zake overtreding van de Opiumwet, is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bij de strafoplegging houdt het hof voorts rekening met de omstandigheid dat er ruim drie jaren zijn verstreken sedert verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan.
Gelet op het vorenstaande acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van een week passend en geboden. Voor een andere, lichtere strafmodaliteit zoals door de raadsman is verzocht ziet het hof - gelet op verdachtes strafrechtelijke verleden en de omstandigheid dat hij na het plegen van onderhavige strafbare feiten opnieuw terzake strafbare feiten is veroordeeld - geen aanleiding.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal de in beslag genomen bolletjes cocaïne (6 stuks) waarmee het strafbare feit is begaan, onttrekken aan het verkeer. Cocaïne is van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Voorts zal het hof de in beslag genomen bankbiljetten waarvan de valsheid is vastgesteld, te weten zeven bankbiljetten van € 20,00, aan het verkeer onttrekken. De aan het verkeer te onttrekken voorwerpen die verdachte toebehoorden zijn daarvoor vatbaar. Immers, deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij werd verdacht zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Teruggave
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de overige bij verdachte in beslag genomen bankbiljetten, te weten, 1 bankbiljet van € 10,00 en 2 bankbiljetten van € 5,00, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van het in zaak B, onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één week;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- 7 biljetten van € 20,00;
- 6 bolletjes cocaïne;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 biljet van € 10,00;
- 2 biljetten van € 5,00.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier.
Mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.