parketnummer: 24-001222-10
parketnummer eerste aanleg: 07-660087-10
Arrest van 10 maart 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 april 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren, volgens opgave van de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van het hof, op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte,
mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de in beslag genomen voorwerpen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, met aftrek van de tijd die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen acht, in elk geval een of meer flessen/potten Zwitsal en/of twee pakken sokken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak wasmiddel en/of een doos Ferrero Rocher, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vrijspraak ter zake van feit 1
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal van acht flessen met produkten van het merk Zwitsal en twee paar sokken bij de [bedrijf 1] supermarkt in [plaats] op 12 maart 2010. Meer in het bijzonder heeft de verdachte - ter terechtzitting van de rechtbank - verklaard dat hij deze artikelen van iemand had gekregen en dat hij deze artikelen reeds bij zich had toen hij de [bedrijf 1] supermarkt binnen ging. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte op grond hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof stelt vast dat niet uit enig bewijsmiddel blijkt dat is waargenomen dat door de verdachte in de [bedrijf 1] supermarkt in [plaats] op 12 maart 2010 artikelen zijn weggenomen zoals omschreven in de tenlastelegging. In het zich in het strafdossier bevindende aangifteformulier winkeldiefstal is weliswaar aangegeven dat aangever heeft gezien dat de verdachte in de [bedrijf 1] supermarkt in [plaats] op 12 maart 2010 artikelen in zijn jas heeft gestopt, echter zonder dat nader is aangegeven welke artikelen het hier betreft of kan betreffen en zonder dat nader is aangegeven bij welk schap de verdachte zich op dat moment in de supermarkt bevond.
Onder deze omstandigheden kan de stelling van de verdachte, inhoudende dat de
acht flessen met produkten van het merk Zwitsal en twee paar sokken die op 12 maart 2010 in de [bedrijf 1] supermarkt in [plaats] bij een onderzoek in zijn jas zijn aangetroffen niet afkomstig zijn van diefstal, maar dat hij deze artikelen reeds bij zich droeg vóórdat hij de [bedrijf 1] supermarkt binnen ging, niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten.
Op grond van het bovenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van het proces-verbaal van aangifte van [vertegenwoordiger] namens het filiaal van [bedrijf 2] in [plaats] van 13 maart 2010, het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant] van 13 maart 2010 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 15 april 2010, voor zover inhoudende dat hij op
6 januari 2010 in het filiaal van [bedrijf 2] aan de [straat] in [plaats] is geweest, acht het hof bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Van een vrijwillige terugtred van de verdachte, zoals aangevoerd door zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep, is geen sprake. Dit blijkt uit het hierboven genoemde proces-verbaal van bevindingen, welk proces-verbaal is opgemaakt op grond van het bekijken van de beelden van de bewakingscamera's van genoemd filiaal van een winkeldiefstal die daar is gepleegd op 6 januari 2010. In dat proces-verbaal is het volgende opgenomen:
"Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) in het pad (het hof begrijpt: het gangpad in de winkel) van de wasmiddelen stond. Ik zag dat hij een witte fles met een zwarte dop met zijn hand vastpakte en deze vervolgens met een neergaande beweging naar zijn broek bracht en hierbij meerdere malen om zich heen keek. Vervolgens zag ik dat hij de fles toch niet wegstopte en deze vervolgens op een andere plek in het schap teruglegde. Ik zag dat een aantal klanten [verdachte] passeren, die hij nakijkt. Nadat deze (klanten) gepasseerd zijn, pakt hij dezelfde fles weer met zijn hand uit het schap en stopt deze vervolgens onder zijn broek."
Het hof ziet in deze handeling van de verdachte, bezien in zijn totaliteit, geen vrijwillige terugtred, maar enkel een tijdelijk uitstellen van de handeling van het wegnemen van de fles wasmiddel. Dit kennelijk uit vrees voor waarneming of betrapping door andere klanten die zich in zijn nabijheid in de winkel bevonden ten tijde van zijn eerste handeling. Nadat die klanten hem zijn gepasseerd, heeft de verdachte de wegnemings-handeling vervolgens wederom uitgevoerd en zich de fles toegeëigend.
Het hof acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 januari 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles wasmiddel en een doos Ferrero Rocher, toebehorende aan [bedrijf 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het strafdossier van de verdachte blijkt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van winkeldiefstal. Dergelijke vermogenscriminaliteit is een delict, dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor het getroffen winkelbedrijf.
De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen materieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 december 2010 blijkt - ten nadele van de verdachte - dat hij reeds vele keren is veroordeeld ter zake van het plegen van winkeldiefstallen en tevens ter zake van andere delicten. Aan de verdachte zijn vele vrijheidsstraffen opgelegd, al dan niet in voorwaardelijke vorm. Deze straffen hebben de verdachte er niet van weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan winkeldiefstal. Verdachte is dan ook aan te merken als een hardnekkige recidivist.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Uitgaande van de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals het hof die hanteert ter zake van het plegen van winkeldiefstal, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur hier noodzakelijk en geboden. Het hof zal deze straf opleggen, uit oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane delict.
In beslag genomen voorwerpen
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof meegedeeld dat de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen reeds op 16 maart 2010 zijn teruggegeven aan de rechthebbenden. Gelet echter op de thans gegeven vrijspraak ter zake van het onder
1 ten laste gelegde, zal het hof gelasten dat de met betrekking tot dit feit onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten acht verpakkingen Zwitsal en twee paar sokken, worden teruggegeven aan de verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van:
acht verpakkingen Zwitsal en twee paar sokken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.