ECLI:NL:GHARN:2011:BP6984

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002707-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens niet voldoen aan identiteitsbewijs verplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht, dat op 22 juni 2010 was gewezen. De verdachte was aangeklaagd voor verzet tegen een politieambtenaar die hem had aangehouden wegens het niet tonen van een identiteitsbewijs, zoals vereist onder artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had op 17 maart 2009 in Utrecht, tijdens zijn aanhouding, zich verzet tegen de politieambtenaar die hem trachtte te geleiden naar het politiebureau. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. Het hof oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, omdat hij op het moment van aanhouding reeds had voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs te tonen. De verdachte had aanvankelijk geen identiteitsbewijs bij zich, maar zijn vriendin had hem erop gewezen dat hij wel een paspoort in zijn jas had. Toen de politie vroeg om in zijn jaszakken te kijken, gaf de verdachte toestemming, waarna het paspoort werd aangetroffen. Het hof concludeerde dat de politieambtenaren op dat moment niet meer in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren, waardoor de verdachte niet kon worden aangehouden. Het hof sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002707-10
Uitspraak d.d.: 4 maart 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 22 juni 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 februari 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.M. Keizer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2009 te Utrecht, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof had verdachte toen hij werd aangehouden wegens het niet voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden reeds aan die verplichting voldaan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2009 blijkt dat verdachte - toen hem door de politie naar zijn identiteitsbewijs werd gevraagd - er aanvankelijk van uit ging dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had. Verdachtes vriendin merkte echter direct op dat hij wel een dergelijk bewijs in zijn jas had zitten. Toen verbalisante [naam] vervolgens vroeg of zij bij verdachte in zijn jaszakken mocht kijken, gaf verdachte daartoe toestemming. In de jaszak werd vervolgens door de verbalisante het paspoort van verdachte aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof kon verdachte daarna niet meer wegens het niet voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht worden aangehouden. Op het moment dat dat wel gebeurde waren de politieambtenaren niet meer in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr H. Abbink en mr J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van P. Heinst, griffier,
en op 4 maart 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.