ECLI:NL:GHARN:2011:BP6963

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001285-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Foppen
  • O.A. Anjewierden
  • G.M. Meijer-Campfens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het inzamelen van niet volledig gedemonteerde autowrakken zonder vergunning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor het inzamelen van niet volledig gedemonteerde autowrakken zonder de vereiste vergunning. Het hof heeft de verdachte, die op 19 september 2006 in de gemeente [gemeente] handelde, veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,00, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had een vergunning voor het inzamelen van autowrakken, maar deze vergunning stond niet toe dat hij autowrakken bewaarde die niet volledig gedemonteerd waren. Tijdens het onderzoek bleek dat de verdachte op zijn terrein ongeveer 25 autowrakken had opgeslagen, die nog diverse onderdelen bevatten, wat in strijd was met de aan hem verleende vergunning. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van de Wet milieubeheer, die tot doel heeft het milieu te beschermen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen zou verklaren en hem zou veroordelen tot een geldboete van € 3.000,00. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan het primair ten laste gelegde feit. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft in overweging genomen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, maar dat hij inmiddels een goedlopende onderneming had met 15 werknemers. De opgelegde straf werd als passend en noodzakelijk beschouwd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001285-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-995484-06
Arrest van 4 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 3000,-, subsidiair 40 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 september 2006 in de gemeente [gemeente], terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente] bij besluit van 01 juni 1993 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie(s) AA, nummer(s) 4257, 4256, 4480, oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 1 en/of 2 en/of 5 en/of 28.4 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlagen I en/of III van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers werden toen aldaar in strijd met voorschrift C. 9. van genoemde vergunning autowrakken bewaard en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vernietigd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2006, in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, op een perceel gelegen op of aan of nabij de [adres], een inrichting voor het opslaan van 5 of meer autowrakken, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 28.4 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, in werking heeft gehad.
Verweer
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij van mening is dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd nu hij conform de aan hem afgegeven vergunning heeft gehandeld.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de aan verdachte afgegeven vergunning blijkt dat het verdachte verboden is autowrakken te bewaren, te bewerken, te verwerken of te vernietigen. Uit een besluit van de provincie Overijssel d.d. 27 november 2006 - welke aan verdachte is toegezonden - blijkt dat het verdachte wel is toegestaan volledig gedemonteerde autowrakken te accepteren.
Op 19 september 2006 heeft een toezichthouder Milieuwetgeving in dienst van de provincie Overijssel geconstateerd dat verdachte op zijn terrein ongeveer 25 autowrakken had opgeslagen waarin zich nog - onder andere - oliefilters, benzinetanks, stoelen en remvloeistofreservoirs bevonden. Dit blijkt tevens uit de foto's die aan het dossier zijn toegevoegd. Deze autowrakken waren derhalve niet volledig gedemonteerd.
Nu het verdachte verboden was autowrakken te accepteren die niet volledig gedemonteerd waren en uit het voorgaande blijkt dat verdachte dit wel heeft gedaan,
acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met het voorschrift dat is verbonden aan de hem verstrekte vergunning.
Dat verdachte een vergunning heeft voor het los inzamelen van onder andere accu's en autobanden doet daaraan niet af.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 19 september 2006 in de gemeente [gemeente], terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente] bij besluit van 1 juni 1993 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie AA, nummers 4257, 4256, 4480, oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 1 en 2 en 5 en 28.4 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich opzettelijk heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan voormelde vergunning, immers werden toen aldaar in strijd met voorschrift C. 9. van genoemde vergunning autowrakken bewaard en bewerkt en verwerkt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op zijn bedrijfsterrein niet gedemonteerde autowrakken opgeslagen terwijl dit volgens de voorschriften van de van toepassing zijnde vergunning niet was toegestaan. Door zijn handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet milieubeheer, welke wet strekt tot bescherming van het milieu.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 december 2010 blijkt, dat verdachte eerder ter zake van overtreding van de Wet milieubeheer is veroordeeld.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat het goed gaat met zijn bedrijf en dat hij thans 15 mensen in dienst heeft. Voorts heeft verdachte aangegeven dat hij zich altijd aan de regels betreffende de Wet milieubeheer probeert te houden, maar dat sommige regels in de praktijk lastig uit te voeren zijn.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van 3000 euro een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van drieduizend euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. O.A. Anjewierden en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.