ECLI:NL:GHARN:2011:BP6587

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-3532-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van verdachte in psychiatrisch ziekenhuis na bewezen belaging met ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, een 34-jarige vrouw, is beschuldigd van belaging van een slachtoffer in de periode van 3 maart 2010 tot en met 30 maart 2010. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van contact met het slachtoffer, waaronder e-mails, telefoontjes en sms-berichten, die stelselmatig en opzettelijk inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het ongedifferentieerde type, wat haar in staat stelde om het ongeoorloofde van haar gedrag niet te beseffen. De rapportage van het Pieter Baan Centrum concludeerde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde feit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar gelastte haar wel om voor een periode van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst. Dit besluit is genomen om het recidivegevaar en de maatschappelijke teloorgang van de verdachte te adresseren, aangezien zij niet in staat is om zich aan de opgelegde voorwaarden te houden en een gevaar voor zichzelf vormt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003532-10
Uitspraak d.d.: 2 maart 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 29 september 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975].
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [detentieplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 februari 2011 en 16 februari 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr R.M. Maanicus, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere motivering komt van de op te leggen maatregel en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 maart 2010 tot en met 30 maart 2010 te Leusden en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte - zes (6), althans één of meer e-mailbericht(en) gestuurd aan genoemde [naam slachtoffer] en/of - naar die [naam slachtoffer] gebeld en/of - drie, althans een of meer sms-bericht verzonden aan genoemde [naam slachtoffer] en/of - een brief aan genoemde [naam slachtoffer] geschreven en/of genoemde brief (vervolgens) aan genoemde [naam slachtoffer] verzonden en/of - bij genoemde [naam slachtoffer] voor de woning gestaan en/of - op straat naar zijn auto gerend en op het raam getikt en/of - de ouders van genoemde [naam slachtoffer] gebeld, (terwijl) (voor de periode van 3 maart 2010 tot 17 maart 2010 van belang is dat) op 3 maart 2010 in aanwezigheid van verdachte drie eerdere aangiftes van voornoemde [naam slachtoffer] zijn behandeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht en/of (voor de periode van 17 tot en met 30 maart 2010 van belang is dat) zij bij vonnis van 17 maart 2010 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht was veroordeeld voor stalking/belaging (artikel 285b van het wetboek van strafrecht) van genoemde [naam slachtoffer], waarbij de rechtbank als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een contactverbod heeft opgelegd).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 maart 2010 tot en met 30 maart 2010 te Leusden en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- zes (6), althans één of meer e-mailbericht(en) gestuurd aan genoemde [naam slachtoffer] en/of
- naar die [naam slachtoffer] gebeld en/of
- drie, althans een of meer sms-berichten verzonden aan genoemde [naam slachtoffer] en/of
- een brief aan genoemde [naam slachtoffer] geschreven en/of genoemde brief (vervolgens) aan genoemde [naam slachtoffer] verzonden en/of
- bij genoemde [naam slachtoffer] voor de woning gestaan en/of
- op straat naar zijn auto gerend en op het raam getikt en/of
- de ouders van genoemde [naam slachtoffer] gebeld,
(terwijl) (voor de periode van 3 maart 2010 tot 17 maart 2010 van belang is dat) op 3 maart 2010 in aanwezigheid van verdachte drie eerdere aangiftes van voornoemde [naam slachtoffer] zijn behandeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht en/of (voor de periode van 17 tot en met 30 maart 2010 van belang is dat) zij bij vonnis van 17 maart 2010 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht was veroordeeld voor stalking/belaging (artikel 285b van het wetboek van strafrecht) van genoemde [slachtoffer], waarbij de rechtbank als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een contactverbod heeft opgelegd).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
In de rapportage van het Pieter Baan Centrum, in het bijzonder van [naam], psychiater, en [naam], psycholoog, van 8 september 2010 wordt geadviseerd verdachte volledig ontoekeningsvatbaar te achten voor het bewezenverklaarde feit, kort gezegd belaging van [slachtoffer] in de periode 3 maart 2010 tot en met 30 maart 2010. Dit wordt onder meer als volgt onderbouwd:
“Betrokkene is een hooggemiddeld intelligente, 34-jarige vrouw, bij wie sprake is van schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Deze diagnose kon op grond van gespreksindrukken, de observaties van de groepsleiding, het milieurapport en de beschikbare informatie worden gesteld, ondanks dat betrokkene haar medewerking aan het onderzoek deels heeft geweigerd.
De schizofrenie uit zich bij betrokkene door het bestaan van een waan met erotomane kleur (waarin zij het slachtoffer in onderhavige zaak betrekt), paranoïde en hypochondere gedachten. Daarnaast wordt de diagnose ondersteund door de aanwezigheid van grimasseren, stereotiepe bewegingen, concretismen en bizar en oninvoelbaar gedrag. Voorts is er sprake van het voor schizofrenie kenmerkende gevoel 'open te liggen', waarbij de grenzen tussen zichzelf en de ander als afwezig worden ervaren, hetgeen een psychotische fusie-angst geeft. (….)___________________________
Classificatie volgens DSM-IV-TR ten tijde van het onderhavige onderzoek:
As 1 : 295.90 schizofrenie, ongedifferentieerde type
As II : geen diagnose
AsIII: -
As IV: onvervulde kinderwens, gering sociaal netwerk
Vanaf 2000 (omstreeks haar 25e jaar) is sprake van een zogenaamde 'knik' in de levens-loop, waarna betrokkene grillig, onvoorspelbaar en steeds vreemder wordt in gedrag. Ook is er sprake van vergroving van de omgangvormen. Er is dan sprake van een duidelijk psychisch afglijden, passend bij de schizofrene ontwikkeling en leidend tot disfunctioneren. In 2009 verslechterde haar psychische toestand en nam het vreemde gedrag (knipperen met ogen, wegmasseren van de "tumor" onder haar oog) nog verder toe. Omstreeks deze periode lijkt de waan met erotomane kleur zich te hebben ontwikkeld. Gelet op het beloop van het ziektebeeld en de symptomatologie kan thans worden gesproken van schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Ten tijde van het tenlastegelegde was deze ziekelijke stoornis aanwezig.
(…)
Betrokkene heeft de waan (oncorrigeerbare opvatting, dwaling) dat zij en het slachtoffer in de onderhavige strafzaak in de toekomst hun relatie zullen kunnen voortzetten wanneer zij daarin niet langer door politie en justitie in gedwarsboomd zullen worden. Zij zal om deze reden steeds contact met hem blijven zoeken, zoals ook tijdens de observatieperiode al gebleken is. (….)
Gezien het bovenstaand beschreven ziektebeeld dat floride aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde (indien bewezen) en dat als motief voor haar gedrag diende terwijl er in geen enkele mate sprake was van ziektebesef - laat staan ziekte-inzicht - waardoor betrokkene in staat zou zijn geweest het ongeoorloofde van haar gedrag in te zien en haar handelwijze daarop aan te passen, adviseert het onderzoekend team betrokkene voor het haar ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.” Het hof neemt de conclusie van de rapporteurs over en maakt deze tot de zijne. Dit betekent dat het bewezenverklaarde de verdachte niet kan worden toegerekend en zij niet strafbaar is.
Oplegging maatregel
Het hof zal gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de tijd van een jaar. De gronden hiervoor zijn de volgende.
Zoals zojuist overwogen kan het bewezenverklaarde verdachte wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet worden toegerekend.
Het hof acht verdachte niet gevaarlijk voor anderen dan wel voor de algemene veiligheid van personen of goederen, zoals bedoeld in art. 37, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, maar wel voor zichzelf. Dit houdt verband met het gevaar voor (verdere) maatschappelijke teloorgang van verdachte als gevolg van haar stoornis en de justitiële reactie daarop.
In de eerder vermelde rapportage wordt onder meer opgemerkt dat het recidiverisico groot is:
“Het herhalingsrisico op een soortgelijk delict als het tenlastegelegde wordt door het onderzoekend team ingeschat als hoog. Betrokkene heeft vanuit haar waan de oncorrigeerbare gedachte dat zij en het slachtoffer weer bij elkaar zullen komen en ze heeft hem zelfs vanuit het PBC benaderd. De ziekte schizofrenie is - gezien het actuele beloop - zeer waarschijnlijk chronisch, waarbij bovendien nogmaals zij vermeld dat betrokkene amper ziektebesef en geen enkel ziekte-inzicht heeft. Zij heeft bovendien een afkeer van de psychiatrie, waardoor niet te verwachten is dat zij zichzelf op eigen initiatief, of vrijwillig onder behandeling zal laten stellen.”
Het hof verwijst in dit verband ook naar de schending door verdachte op 14 februari 2011 van de aan schorsing van de voorlopige hechtenis van 8 februari 2011 verbonden voorwaarde dat zij op geen enkele wijze contact mocht opnemen met [slachtoffer].
Door het grote recidivegevaar is sprake van het gevaar voor (verdere) maatschappelijke teloorgang van verdachte. Als gevolg van haar stoornis en de recidive is verdachte de afgelopen jaren in aanraking gekomen met politie en justitie en is zij langere tijd van haar vrijheid beroofd. Zij beschikt mede als gevolg daarvan over onvoldoende inkomsten. Zij heeft onlangs de huur van haar woning opgezegd. Verdachte heeft geen werk en zal geen werk kunnen vinden als zij steeds ten gevolge van belaging opnieuw gedetineerd raakt. Haar ziektebeeld en de daarmee samenhangende detenties zullen het voor haar onmogelijk of moeilijk maken een sociaal netwerk op te bouwen en op een (ook voor haar) enigszins acceptabele wijze deel te nemen aan het maatschappelijk leven.
Het hof is voorts van oordeel dat het recidivegevaar en daarmee het gevaar voor de maatschappelijke teloorgang van de verdachte niet op een andere wijze kan worden tegengegaan. Uit de laatstgenoemde passage uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte geen ziekte-inzicht heeft en een afkeer heeft van de psychiatrie. Zij zal zich niet vrijwillig laten behandelen. Voorts is gebleken dat ook (de dreiging van) detentie of het opleggen van bijzondere voorwaarden niet kunnen verhinderen dat verdachte contact zoekt met [slachtoffer] en dus opnieuw of langer gedetineerd raakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.B. de Wit, griffier,
en op 2 maart 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.