ECLI:NL:GHARN:2011:BP6547

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000346-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bijstandfraude met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1969 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor een misdrijf en heeft in deze zaak hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte niet ontvankelijk zou verklaren in het hoger beroep, maar het hof oordeelde dat de bezwaren die op 10 november 2010 waren ingediend, in aanmerking moesten worden genomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk voordeel trekken uit een misdrijf dat door haar mededader was gepleegd, in dit geval bijstandfraude. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken op, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had gedurende een periode van bijna 30 maanden gebruik gemaakt van voorzieningen die betaald werden uit een uitkering die door haar mededader was verkregen door middel van valsheid in geschrifte. Het hof oordeelde dat een taakstraf niet uitvoerbaar was, gezien de omstandigheden van de verdachte, en dat een gevangenisstraf passend was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarbij het vonnis van de eerste aanleg werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000346-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-910023-08
Arrest van 2 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 januari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 16 februari 2011, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte op grond van artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk zal verklaren in het namens haar ingestelde hoger beroep.
Ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep
Anders dat de advocaat-generaal heeft gevorderd, is het hof van oordeel dat artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, buiten toepassing dient te blijven, nu namens verdachte op 10 november 2010 een Opgave bezwaren is ingediend waarop ook bezwaren zijn vermeld.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning [adres] te [plaats], althans een woning en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen, zoals gas en/of water en/of electriciteit en/of eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende dat de huur/vergoeding van/voor die woning en/of die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, welke door [betrokkene] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte of door oplichting of door verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 juni 2008, in de gemeente [gemeente], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning [adres] te [plaats], wetende dat de huur van die woning en de voorzieningen, zoals gas en water en elektriciteit, werden betaald van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, welke door [betrokkene] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna 30 maanden een gezamenlijke huishouding gevoerd met [betrokkene] en daarbij gebruik gemaakt van voorzieningen die werden betaald uit de opbrengst van het door [betrokkene] begane misdrijf van valsheid in geschrift. Op deze wijze heeft verdachte zich, ten koste van de gemeenschap, financieel bevoordeeld.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d.
17 december 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Verdachte is ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting van het hof niet verschenen. Er is omtrent de actuele persoonlijke omstandigheden van verdachte weinig bekend geworden.
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een taakstraf. Hoewel deze strafmodaliteit als passend bij het delict kan worden aangemerkt, zal het hof geen taakstraf opleggen. Verdachte immers heeft in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats, terwijl voorts onbekend is waar zij daadwerkelijk verblijft. Onder deze omstandigheden is een taakstraf niet uitvoerbaar.
Gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Voor de duur ervan is het hof uitgegaan van het benadelingsbedrag van € 38.723,10 en heeft dit voor 50% aan verdachte toegerekend. Het hof ziet in hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte bekend is, geen aanleiding voor een andere strafmodaliteit, dan wel een deels voorwaardelijke bestraffing. Alles in aanmerking genomen, acht het hof acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht weken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. G.N. Roes, in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse als griffier, zijnde mr. G.N. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.