ECLI:NL:GHARN:2011:BP5794

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P10/0318
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van terbeschikkinggestelde in hoger beroep tegen verlenging terbeschikkingstelling

Op 10 september 2010 heeft de terbeschikkinggestelde beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 september 2010, die de terbeschikkingstelling met twee jaar heeft verlengd. De terbeschikkinggestelde was opgeroepen voor de zitting, maar heeft uitdrukkelijk afstand gedaan van het recht om gehoord te worden. De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft verklaard dat zijn cliënt niet wenste te verschijnen omdat hij boos was op de kliniek. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ernstige aanwijzingen zijn dat de niet-verschijning te maken heeft met een geestelijke stoornis of andere belemmeringen. Hierdoor concludeert het hof dat de terbeschikkinggestelde geen belang heeft bij de voortzetting van het beroep.

Het hof heeft ambtshalve geen redenen gevonden voor een inhoudelijke behandeling van het beroep en volgt daarmee het standpunt van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beslissing van het hof is op 7 februari 2011 openbaar uitgesproken. De terbeschikkinggestelde is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De raden waren niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P10/0318
Beslissing d.d. 7 februari 2011
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [TBS-kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 september 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde d.d. 10 september 2010;
- de aanvullende informatie van [TBS-kliniek] van 20 januari 2011, ingekomen op 25 januari 2011, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 2 juni 2010 tot en met 7 december 2010.
Het hof heeft ter terechtzitting van 7 februari 2011 gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr R.W.A. Offermans, advocaat te Zeewolde.
Overwegingen:
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep, nu deze zonder goede redenen niet is verschenen om te worden gehoord, terwijl hem daartoe wel de gelegenheid is geboden.
Het oordeel van het hof
Op 10 september 2010 is namens de terbeschikkinggestelde beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 september 2010, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren.
De terbeschikkinggestelde is behoorlijk opgeroepen voor de onderhavige zitting. Op 3 februari 2011 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen een medewerkster van de strafgriffie van het gerechtshof en een medewerker van [TBS-kliniek]. De medewerker van [TBS-kliniek] heeft daarbij medegedeeld dat de terbeschikkinggestelde niet wenste te verschijnen ter zitting van het hof van 7 februari 2011 en dat hij hiertoe een afstandsverklaring zou tekenen. De medewerkster van de strafgriffie heeft daarop de terbeschikkinggestelde verwezen naar zijn raadsman.
De raadsman heeft ter zitting verklaard dat hij op 4 februari 2011 telefonisch contact heeft gehad met de terbeschikkinggestelde en hem heeft gezegd dat hij verplicht was om te verschijnen, teneinde ter zitting van het hof te worden gehoord. Voorts heeft de raadsman verklaard dat hij kort voor de onderhavige zitting opnieuw contact heeft gehad met zijn cliënt en dat deze hem toen mededeelde dat hij niet wenste te komen omdat hij boos was op de kliniek.
De terbeschikkinggestelde is uiteindelijk niet verschenen. Wel heeft het hof een afstandsverklaring ontvangen, waarin de terbeschikkinggestelde zonder opgaaf van redenen verklaart dat hij niet wenst te verschijnen ter zitting van het hof.
Uitgangspunt is dat, gelet op het derde lid van artikel 509s van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat volgens artikel 509w Sv ook in beroep van toepassing is, de rechter de terbeschikkinggestelde hoort alvorens te beslissen. Het vierde lid van genoemd artikel 509s Sv bepaalt dat indien de terbeschikkinggestelde niet in staat is ter zitting te verschijnen, een van de leden van de rechtbank, vergezeld door een griffier, hem op zijn verblijfplaats hoort. Uit deze regeling valt niet af te leiden dat de hoorplicht ook geldt als de terbeschikkinggestelde niet wil worden gehoord. De wet eist niet meer dan dat de terbeschikkinggestelde de gelegenheid geboden moet worden door de rechter te worden gehoord voordat deze beslist. Als de terbeschikkinggestelde te kennen geeft dat hij niet wenst te verschijnen, dan doet zich in beginsel niet de situatie voor dat hij niet in staat is te verschijnen. Wel dient de rechter in dat geval te onderzoeken of er ernstige aanwijzingen bestaan dat de niet-verschijning samenhangt met een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde dan wel met een andere feitelijke belemmering.
Uit de omstandigheid dat de terbeschikkinggestelde uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van het recht om ter zitting gehoord te worden, terwijl, mede gelet op de uitlatingen van zijn raadsman ter zitting, niet gebleken is van ernstige aanwijzingen als hiervoor genoemd, maakt het hof op, dat de terbeschikkinggestelde kennelijk geen belang heeft bij de voortzetting van het beroep. Nu het hof ook ambtshalve geen redenen aanwezig acht voor een inhoudelijke behandeling van het beroep zal het hof, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal, de terbeschikkinggestelde niet ontvankelijk verklaren in het beroep.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de [terbeschikkinggestelde] niet-ontvankelijk in het tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 september 2010 ingestelde beroep.
Aldus gedaan door
mr E. van der Herberg als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr T.M.L. Wolters als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en drs. M. van Weers als raden,
in tegenwoordigheid van mr B.P. Snijder als griffier,
en op 7 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.